8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, belediging en vernieling. Hij is volledig door het lint gegaan. Hierbij heeft verdachte bijzonder agressief gehandeld. Hij heeft verbalisant [verbalisant 2] in groot gevaar gebracht door met kracht een grote houten ladder in zijn richting te gooien. Dat niemand gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken, maar aan verbalisant [verbalisant 2] zelf die zichzelf met een schild kon beschermen. Ook heeft hij een viertal opsporingsambtenaren in functie beledigd door hen uit te schelden. De rechtbank overweegt dat dit zeer hinderlijk en respectloos gedrag tegenover opsporingsambtenaren is die bezig zijn hun werk te doen ter bescherming van de omgeving van verdachte en verdachte zelf. Verdachte heeft de slachtoffers in hun eer en goede naam aangetast. Daarbij getuigen de beledigingen van een gebrek aan respect en maken deze ook inbreuk op het gezag van de politie in het algemeen. Hij heeft daarmee bovendien het werk van de politie bemoeilijkt. Tot slot heeft verdachte die dag twee ruiten van zijn buurvrouw [slachtoffer 1] vernield. Door het plegen van de vernieling geeft verdachte ervan blijk geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan belaging. Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer 2] in een periode van ongeveer twee maanden veelvuldig gebeld en sms-berichten gestuurd. Veel van die berichten waren dreigend van aard. De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende deze periode op een intensieve, indringende, respectloze en dreigende manier geprobeerd heeft om direct of indirect in contact te komen met aangeefster, terwijl zij duidelijk meerdere keren heeft aangegeven dit niet (langer) te willen. Verdachte heeft hierdoor het veiligheidsgevoel van aangeefster aangetast. Dat het handelen van verdachte grote impact heeft gehad op aangeefster en gevoelens van angst bij haar heeft veroorzaakt, blijkt uit de aangifte.
Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan bedreiging. Hij heeft zijn moeder bedreigd met de dood en met zware mishandeling. Dit heeft bij zijn moeder gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het moet voor haar bovendien vreselijk zijn geweest om in haar eigen woning, waarbinnen zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, te worden bedreigd door haar eigen zoon.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 juli 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet recent onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitie-rapportage van 30 maart 2021, opgesteld door drs. [medewerker GZ] , GZ-psycholoog (hierna: de psycholoog). Uit de rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking (licht), van een stoornis in middelengebruik en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis (met enkele narcistische trekken). Verdachte heeft moeite met zijn impulsregulatie en kan gevolgen van zijn keuzes en gedragingen slecht overzien. Volgens de psycholoog waren alle stoornissen in meer of mindere mate aanwezig ten tijde van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en hebben de gedragingen van verdachte beïnvloed. De psycholoog adviseert daarom het onder die feiten ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt door de psycholoog hoog ingeschat als verdachte niet beter leert omgaan met zijn emoties. Verdachte heeft regelmatig frustraties en er gebeurt veel in zijn leven. Hij heeft onvoldoende geleerd om hier goede coping vaardigheden en beheersingsvaardigheden tegenover te zetten. In de persoonlijkheid van verdachte zijn op dit moment niet veel beschermende factoren te vinden. Hij denkt en vindt dat hij in zijn recht staat om zo te handelen. Het is volgens de psycholoog van belang dat verdachte emotie- en agressieregulatiebehandeling krijgt, waarmee hij leert op een betere manier met zijn frustraties, spanningen en emoties om te gaan. Hierdoor kan hij beter zijn impulsen leren beheersen en ook betere coping vaardigheden aanleren, zodat hij op een andere, minder beschadigende manier met stressvolle situaties leert omgaan. De psycholoog komt dan ook tot de conclusie dat verdachte behandeld moet worden in een klinische setting. Dit zou volgens haar kunnen plaatsvinden binnen een kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk straf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de rapporten van de reclassering van 12 april 2021 en 11 augustus 2021, en van hetgeen mevrouw [A] , medewerker [instelling] , ter terechtzitting over verdachte heeft verklaard.
Uit het rapport van de reclassering van 11 augustus 2021 blijkt dat verdachte veelvuldig zeer agressief is geweest tegenover de betrokken hulpverleners en toezichthouder. Door de niet meewerkende en agressieve houding van verdachte tijdens het schorsingstoezicht hebben er dan ook geen succesvolle recidive beperkende interventies plaatsgevonden. De kans op recidive is daarom ongewijzigd en onverminderd hoog. De reclassering is van mening dat een nieuw op te leggen toezicht niet uitvoerbaar is. De reclassering adviseert aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Conclusie
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat verdachte zijn problematiek ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. Hoewel de psycholoog zich alleen heeft uitgelaten over de onder 1 t/m 4 ten laste gelegde feiten, ziet de rechtbank – gelet op de onderbouwing van de psycholoog in haar rapportage – reden om aan te nemen dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het onder 5 tenlastegelegde aanwezig was en dat dit zijn gedragskeuzes op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank concludeert daarom dat alle strafbare feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en vergelding, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten waarvan meerdere tegen politieagenten gericht. Eén van die strafbare feiten betreft een poging tot zware mishandeling jegens een politieagent. Bij een zware mishandeling met behulp van een wapen (de rechtbank beschouwt de ladder als wapen) met zeer zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, zou volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting die zijn vastgesteld in het binnen de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden kunnen zijn. Nu het hier een poging betreft zou dat op negen maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen uitkomen. Kijkend naar dat oriëntatiepunt en de andere strafbare feiten waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt, zou wat de rechtbank betreft in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de tien en twaalf maanden gepast zijn. De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat de strafbare feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend. De oriëntatiepunten voor bedreiging en belediging gaan uit van de oplegging van een geldboete. De rechtbank weegt echter in strafverzwarende zin mee dat de feiten zijn gepleegd tegen politieagenten. Gelet op voornoemde omstandigheden, is de in de oriëntatiepunten genoemde geldboete als strafmodaliteit niet aan de orde. De rechtbank overweegt dat voor de bewezen verklaarde vernieling en belaging geen landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn opgesteld. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de straffen voor deze bewezen verklaarde feiten met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een andere straf dan de officier van justitie en acht zij een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank zal daarvan drie maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen, bij wijze van stok achter de deur voor verdachte om niet opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van drie jaren verbinden, vanwege de problematiek van verdachte. De rechtbank zal verder alleen een contactverbod met de moeder van verdachte, [slachtoffer 3] , als bijzondere voorwaarde opleggen. De reclassering en de rechtbank hebben verdachte tijdens verschillende schorsingen van de voorlopige hechtenis meerdere kansen gegeven om de aangeboden hulp, onder andere voor zijn verslavingsproblematiek, aan te grijpen. Dit heeft verdachte niet gedaan en heeft er laatstelijk toe geleid dat verdachte binnen twee dagen is weggelopen bij de detox-kliniek. De reclassering heeft daarnaast aangegeven dat zij vanwege de niet-meewerkende en zeer agressieve houding van verdachte geen mogelijkheden meer ziet voor interventies en daarom adviseert geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank volgt de reclassering hierin.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens aangeefster [slachtoffer 2] , de duur en intensiteit van de belaging en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, ziet de rechtbank aanleiding om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen:
- een contactverbod met [slachtoffer 2] .
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van zeven dagen, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen en gewelddadig gedrag zal vertonen, ingeschat op hoog. De rechtbank neemt die conclusie over en is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Om die reden beveelt de rechtbank dat de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.