ECLI:NL:RBMNE:2021:4296

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
16.091291-21, 96.036281.21 en 96.048347-21 (gev. ttz); 15.308854-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van kwetsbare ouderen door middel van telefoontruc en diefstal van bankpassen

Op 3 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van negen kwetsbare ouderen. De ouderen werden via een telefoontruc benaderd door iemand die zich voordeed als medewerker van hun bank. De verdachte en zijn medeplichtigen wisten de ouderen te overtuigen om hun bankpassen en pincodes af te geven, onder het voorwendsel dat er verdachte transacties op hun rekeningen waren. Na het verkrijgen van de gegevens werden de bankrekeningen van de slachtoffers leeggehaald, met een totaalbedrag van ongeveer 85.650 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, niet alleen de financiële situatie van de slachtoffers heeft aangetast, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de maatschappij. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de schaamteloze zelfverrijking van de verdachte ten koste van deze ouderen. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en het onbruikbaar maken van een politiecel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.091291-21, 96.036281.21 en 96.048347-21 (gev. ttz); 15.308854-20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/091291-21:
1.

in de periode van 1 maart 2021 tot en met 1 mei 2021 te Amersfoort en/of Naarden en/of Hilversum en/of Weesp, althans in Nederland, samen met (een) ander(en) één of meerdere personen heeft opgelicht;

2.
in de periode van 1 maart 2021 tot en met 1 mei 2021 te Amersfoort en/of Naarden en/of Hilversum en/of Weesp, althans in Nederland, samen met (een) ander(en) een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kon worden gekregen tot een geautomatiseerd werk heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 17 november 2020 tot en met 22 april 2021 te Amersfoort en/of Naarden en/of Hilversum en/of Weesp, althans in Nederland, samen met (een) ander(en) computervredebreuk heeft gepleegd;
4.
op 1 april 2021 te Naarden, gemeente Gooise Meren, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudruimte heeft vernield;
ten aanzien van parketnummer 96/036281-21:
1.
op 29 september 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd;
2.
op 29 september 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
3.
op 28 december 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd;
4.
op 28 december 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard;
ten aanzien van parketnummer 96/048347-21:
1.

op 8 januari 2021 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd;

2.
op 8 januari 2021 te Julianadorp, gemeente Den Helder, een personenauto heeft bestuurd terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met parketnummers
16/091291-21, 96/036281-21en
96/048347-21ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd requisitoir. De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde, met uitzondering van de oplichting van [slachtoffer 8] onder het onder 1 tenlastegelegde. Voor de overige feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) het bewegen tot afgifte van geldbedragen. Uit het dossier en het verhandelde op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat de slachtoffers die geldbedragen niet hebben afgegeven, maar dat verdachte (of een mededader) de geldbedragen zelf hebben weggenomen met de afgegeven bankpassen. Dit zou kunnen worden gekwalificeerd als diefstal met valse sleutel. Dit is echter niet ten laste gelegd; als onderdeel van oplichting moet van deze opnames worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde:
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] , wonende te [plaatsnaam 7] , heeft op 31 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [2]
Op woensdag 31 maart 2021 werd ik tussen 10:15 en 10:30 uur gebeld op mijn vaste telefoon. Ik kreeg een meneer aan de lijn die zich uitgaf als een medewerker van de Rabobank. Hij vertelde dat er een vreemde transactie was gedaan met mijn bankrekening naar Roemenië. De man vertelde dat er toevallig een medewerker van de bank in de buurt was. Er werd aangebeld bij mijn woning. Ik deed open en er stond een jonge man aan de deur. De man aan de telefoon vroeg mij ter controle naar mijn pincode. De man aan de telefoon zei tegen mij dat ik na de piep mijn pincode kon inspreken zodat hij deze niet kon horen. Ik heb mijn pincode na de piep ingesproken met de gedachte dat het kon aangezien de pinpas vernietigd zou worden. Ik ben vervolgens weer terug de kamer ingelopen om mijn pinpas aan de man die binnen was af te geven. Die meneer is vervolgens met mijn bankpas weer vertrokken.
Mijn dochter doet mijn bankzaken en heeft een overzicht opgevraagd bij de Rabobank.
Hierop staat dat er op 31 maart 2021 om 10:57 uur 4500 euro is overgeboekt van mijn spaarrekening naar mijn basisrekening en dat:
om 11:06 uur bij de geldautomaat [straatnaam 3] in [plaatsnaam 5] 1000 euro is gepind,
om 11:07 uur bij de geldautomaat [straatnaam 3] in [plaatsnaam 5] 200 euro is gepind,
om 11:36 uur bij betaalautomaat [winkel 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 3] 1500 euro is betaald,
om 11:39 uur bij betaalautomaat [winkel 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 3] 1500 euro is betaald,
om 11:40 uur bij betaalautomaat [winkel 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 3] 300 euro is betaald,
om 11:44 uur bij betaalautomaat [winkel 1] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 3] 1500 euro is betaald.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 14 april 2021 camerabeelden bekeken. Daarover heeft hij het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal camerabeelden: [3]
31 maart 2021, 11:06 en 11:07 uur
Camerabeelden vanuit de geldautomaat van de Geldmaat in de [winkel 3] te [plaatsnaam 5] :
11:07:02 uur: verdachte pakt iets uit de geldautomaat en doet dit in zijn rechterjaszak.
11:07:54 uur: verdachte haalt met zijn linkerhand iets uit de geldautomaat. Het vakje van de geldlade gaat dicht.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 2 april 2021 camerabeelden bekeken van de [winkel 1] te [plaatsnaam 3] en heeft daarover het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [4]
Ik zag op Cam l om 11:32:44 een tweetal personen de winkel betreden. Ik kan deze personen als volgt omschrijven:
Ik zag dat [.....] op 11:36:23 zijn arm richting het aldaar aanwezige pinautomaat bewoog.
Ik zag dat [.....] nog bij de zelfscan stond en aldaar enkele handelingen uitvoert. Ik zag om 11:41:10 een bon uit de zelfscan van [.....] komen.
Ik zag om 11:44:11 dat [.....] de pas in het pinapparaat doet. Ik zag dat [.....] nadat hij de pas en de goederen in zijn jas steekt.
[slachtoffer 2] , wonende te [plaatsnaam 6] , heeft op 1 april 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [5]
Op 1 april 2021 omstreeks 11.30 uur werd ik gebeld. Ik kreeg een man aan de telefoon die vertelde dat hij van een landelijke algemene fraude desk was. Hij vertelde mij dat bekend was geworden dat mensen vanuit Roemenië van plan waren om mensen geld af te troggelen..
Hij instrueerde mij de pas door te knippen op een dusdanige manier dat de code nog zichtbaar was. Hij vroeg mij de pincode behorende bij deze pas. Ik gaf hem die. Ik moest de doorgeknipte pas in een enveloppe doen en de enveloppe zou dan door een medewerker van hem opgehaald worden. Toen ik dit gedaan had, vroeg hij of ik nog meer passen had. Ik vertelde hem dat ik nog een ING-bankpas had. Hij vroeg mij ook hiervan de pincode. Ik heb hem die verteld. Ik moest ook deze pas doorknippen en in de enveloppe doen. Ik heb dit gedaan. Ik legde de enveloppe met de passen op een tafeltje op de galerij van mijn flat. Ik zag dat een man de enveloppe van het tafeltje pakte en wegliep.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 2 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [6]
Op donderdag 1 april 2021 omstreeks 13:30 uur trof ik tijdens het uitvoeren van de insluitingsfouillering van verdachte [verdachte] de volgende goederen aan:
- Betaalpas ING, doorgeknipt, op naam van [slachtoffer 2] . Ik trof de betaalpas in een witte enveloppe met daarop de tekst ' [slachtoffer 2] . [adres 5] . [postcode 2] [plaatsnaam 6] '. Deze enveloppe zat in de linker kontzak van de verdachte.
- Een totaalbedrag van 1610 euro.
Verbalisant [verbalisant 15] heeft op 2 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen [7] :
Op 2 april 2021 bleek dat er toch 1610 euro was opgenomen van de Raborekening van aangever [slachtoffer 2] . Op 2 april 2021 ontving ik gegevens van de Rabobank. Ik zag dat er op 1 april 2021 om 12.58 uur een bedrag werd opgenomen van 1610 euro, afkomstig van de rekening van [slachtoffer 2] , bij de Geldmaat in de [winkel 2] , [adres 6] te [plaatsnaam 6] . Deze transactiegegevens komen overeen met de camerabeelden die zijn verwerkt in een proces-verbaal van bevindingen. Verdachte [verdachte] is de persoon die de transactie heeft uitgevoerd, daar hij vrijwel direct na het verlaten van de [winkel 2] werd aangehouden en zijn signalement volledig overeen komt met de persoon op de beelden.
[slachtoffer 3] , wonende te [plaatsnaam 5] , heeft op 31 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan, mede namens [slachtoffer 4] . Aangeefster heeft, zoals blijkt uit het daarvan
opgemaakte proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [8]
Vanmorgen, 30 maart 2021 kwam ik rond 10.20 uur thuis en mijn man vertelde dat hij rond 10.00 uur was gebeld op de huistelefoon door iemand van de Rabobank die vertelde dat er vermoedelijk fraude was gepleegd met de Rabobank rekening van ons en dat er geld van de rekening zou worden gehaald. De zogenaamde Rabo medewerker zou iemand langs sturen om de bankpas te vernietigen. Kort hierop is een blanke jongeman aan de deur gekomen die zich kenbaar had gemaakt als Rabobank medewerker. Vermoedelijk heeft hij in het gesprek de pincode van de pinpas van mijn man ontfutseld en heeft hij onder toeziend oog van mijn man een bankpas in tweeën geknipt. De doorgeknipte pas heeft hij weer meegenomen.
Intussen had ik op mijn mobiele telefoon een sms gekregen, afkomstig van de RABO bank
met de tekst: "Uw paslimiet (tijdelijk) wijzigen is gelukt. Herkent u deze actie niet? Neem dan contact op met uw Rabobank."
Ik heb direct daarna de echte Rabobank gebeld en daar kreeg ik te horen van de fraudedesk dat er al veel geld van onze rekening was gehaald. De medewerkster zei dat er 2 x 5000, lx 4900 en lx 1000 euro (totaal 15.900,- euro) was afgeschreven en gepind bij de geldautomaat bij [winkel 1] in [plaatsnaam 5] .
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 4 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [9]
IBAN/Rekeningnummer [rekeningnummer 6] EUR
Ten name van
[slachtoffer 4] e.o.
[slachtoffer 3]
Af- en bijschrijvingen op 30-03-2021:
Bij: 1.000.00 tegenrekening [rekeningnummer 5]
Af: 4.900.00 10:02 Geldmaat [straatnaam 3] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Bij: 5.000. 00 tegenrekening [rekeningnummer 5]
Af: 1.500.00 10:08 [winkel 1] [nummeraanduiding 5] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 1.050.00 10:10 [winkel 1] [nummeraanduiding 5] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 1.500.00 10:13 [winkel 1] [nummeraanduiding 5] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 900.00 10:14 [winkel 1] [nummeraanduiding 5] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Bij: 5.000,00 tegenrekening [rekeningnummer 5]
Af: 1.500,00 10:25 [winkel 1] [nummeraanduiding 6] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 1.500,00 10:27 [winkel 1] [nummeraanduiding 6] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 1.500,00 10:30 [winkel 1] [nummeraanduiding 6] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Af: 450.00 10:31 [winkel 1] [nummeraanduiding 6] [plaatsnaam 5] pasnr. [pasnummer 1]
Totaal afgeschreven: 14.800 euro
Vandaag, woensdag 7 april 2021, heb ik, verbalisant, telefonisch contact gehad met
aangeefster [slachtoffer 3] . Ik vroeg haar hoe het geld van de tegenrekening [rekeningnummer 5]
op haar andere betaalrekening [rekeningnummer 6] overgemaakt kon worden. Ze vertelde mij dat beide rekeningen gekoppeld waren aan één en dezelfde bankpas, de pas die door de daders meegenomen was.
[rekeningnummer 6] betrof haar betaalrekening
[rekeningnummer 5] betrof de gekoppelde spaarrekening.
Door de pas in een Rabo-reader te stoppen en de pincode van de bankpas in te voeren is het mogelijk geld van de ene rekening naar de andere over te maken.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 14 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [10]
Geldmaat [winkel 3] [straatnaam 3] [nummeraanduiding 3] [plaatsnaam 5]
Op 30 maart 2021 om 10:02 uur is bij deze geldautomaat van de Geldmaat een bedrag van
4.900,00 euro opgenomen.
[winkel 1] [plaatsnaam 5]
Op 30 maart 2021 tussen 10:08 en 10:14 uur is bij deze [winkel 1] met diezelfde pinpas van aangever [slachtoffer 3] voor een totaalbedrag van 4.950 euro aan [..] - en [...] -cadeaukaarten afgerekend. Ik zag op de beelden een persoon de voornoemde [winkel 1] binnen lopen. Ik herkende deze persoon als de man die om 10:02 uur bij de naastgelegen [winkel 3] voor 4.900,00 euro had gepind met de bankpas van aangever [slachtoffer 3] . Ik zag dat de man bij een zelfscankassa ging staan en minuten lang dezelfde handeling herhaalde. Ik zag op de beelden dat de tijd van de betalingen in het tijdsbestek vielen waarin bij aangever [slachtoffer 3] de acht afschrijvingen waren gedaan.
[slachtoffer 5] , wonende te [plaatsnaam 5] , heeft op 3 april 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [11]
Op maandag 29 maart 2021 omstreeks 11.00 uur werd ik gebeld door de fraudedesk van de
ABN AMRO Bank. Er werd mij gevraagd of ik een transactie gemaakt had met Roemenië. Ik moest mijn pincode en inloggegevens doorgeven nadat ik een geluidssignaal hoorde. Dit heb ik ook gedaan. Mijn pinpas heb ik doorgeknipt en is door de medewerker meegenomen. Er is een bedrag van 150,00 euro van mijn spaarrekening naar mijn gewone rekening gedaan.
Er zijn drie pintransacties bij de geldmaat aan de [straatnaam 3] te [plaatsnaam 5] gedaan:
- GEA NR: [automaatnummer 1] / 12.40 Geldmaat [straatnaam 3] , [....] [plaatsnaam 5] bedrag 2000,00 euro
- GEA NR: [automaatnummer 1] / 12.41 Geldmaat [straatnaam 3] , [....] [plaatsnaam 5] bedrag 330,00 euro
- GEA NR: [automaatnummer 1] / 12.42 Geldmaat [straatnaam 3] , [....] [plaatsnaam 5] bedrag 170,00
Euro
[B] heeft op 8 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal: [12]
Camerabeelden van de Geldmaat aan de [straatnaam 3] te [plaatsnaam 5] .
12:40 uur: Verbalisant ziet dat de verdachte bij de geldautomaat van Geldmaat aan het
pinnen is op de locatie, datum en tijdstip dat vermeld staat op aangever zijn bankrekening overzicht.
12:41 uur: Verbalisant ziet op de beelden dat de verdachte voor de tweede keer de
bankpas de geldautomaat invoert.
12:42 uur: Verbalisant ziet op de beelden dat de verdachte voor de derde keer de
bankpas in de geldautomaat invoert.
[slachtoffer 6] , wonende te [plaatsnaam 3] , heeft op 12 april 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangeefster heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [13]
Op woensdag 31 maart 2021 omstreeks 11:00 uur werd ik gebeld door iemand die zich
voordeed als medewerker van de Rabobank. De bankmedewerker vertelde mij dat er frauduleuze activiteiten hadden plaats gevonden en vroeg mij of ik soms geld geprobeerd had over te maken. De Rabobankmedewerker gaf mij aan dat zo dadelijk een collega van hem het bankpasje zou komen halen. En inderdaad stond niet veel later een man bij mij voor de deur. Na de pieptoon moest ik mijn pincode inspreken. Met dat de collega van de servicedienst terug moest komen heeft hij mijn bankpasje weggenomen en toegeëigend.
Ik heb een spaarrekening bij de Rabobank, te weten [rekeningnummer 7] en een
betaalrekening te weten [rekeningnummer 2] . Op 31 maart 2021 werd er lx EUR 4500,- overgeschreven en lx EUR 9500,- naar mijn betaalrekening.
Hierna werden de volgende bedragen van mijn betaalrekening [rekeningnummer 2]
afgeschreven:
-Op 31 maart 2021 om 12:54 uur bij de geldmaat aan de [adres 7] te [plaatsnaam 3] een
bedrag van EUR 2000,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 12:54 uur bij de geldmaat aan de [adres 7] te [plaatsnaam 3]
nogmaals een bedrag van EUR 2000,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 12:55 uur bij de geldmaat aan de [adres 7] te [plaatsnaam 3] een
bedrag van EUR 900,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 13:52 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 7] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 150,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 13:54 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 7] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 1500,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 13:57 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 7] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 1500,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 13:59 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 7] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 1500,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 14:00 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 7] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 300,- met pasnummer [pasnummer 2]
-Op 31 maart 2021 om 14:22 uur bij de [winkel 1] [nummeraanduiding 8] [plaatsnaam 8] een bedrag van EUR 1500,- met pasnummer [pasnummer 2] .
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 15 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [14]
Uit bankgegevens bleek dat er op 31 maart 2021 om 12:54 en 12:55 uur, met de pinpas van aangever [slachtoffer 6] , drie keer geld was opgenomen bij de automaat van de Geldmaat gelegen aan de [adres 7] in [plaatsnaam 3] . De camerabeelden werden afgestaan. Uit de beelden bleek dat er opnamen waren gemaakt van de vermoedelijke verdachte en de Geldmaat gelegen aan de [adres 7] in [plaatsnaam 3] .
31-3-2021, 12.54 uur: De man haalt voor de eerste maal iets dat op briefgeld lijkt uit de geldautomaat en stopt dat in zijn linker jaszak.
12.55
uur: De man haalt voor de tweede maal iets dat op briefgeld lijkt uit de geldautomaat en stopt dat ook in zijn linker jaszak.
[slachtoffer 7] , wonende te [plaatsnaam 4] , heeft op 28 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [15]
Donderdag 26 maart 2021 omstreeks 09.30 uur werd ik gebeld op mijn vaste telefoon. Ik hoorde de man zeggen dat hij bij de Rabobank werkzaam was. De man vertelde dat hij bij de afdeling fraude werkte en dat hij zou zich bezig hield met fraudeurs die geld van rekeningen wilde halen om over te maken naar Roemenië. De bank had aanwijzingen dat ze het ook op mijn rekening gemunt hadden. Ik hoorde de man zeggen dat om die reden mijn Rabobank-pas met rekeningnummer: [rekeningnummer 3] ingenomen moest worden en dat ik een andere bankpas zou krijgen. Ik kreeg de opdracht om mijn Bankpas gereed te houden omdat mijn Bankpas door de koerier van de Rabobank dan onklaar werd gemaakt. Omstreeks 10.15 uur werd er aan de deur gebeld. Ik zag een jongeman tussen 25 - 30 jaar voor de deur staan. Ik hoorde de man zeggen dat hij mijn bankpassen kwam vernietigen door deze doormidden
te knippen zoals de man aan de telefoon vertelde. Ik hoorde de man aan de telefoon zeggen dat ik mijn pincodes af moest geven om het vernietigingsproces te vervolmaken. Ik had vervolgens de pincodes gegeven.
Er is al circa 2.000 euro van rekeningnummer [rekeningnummer 3] van de Rabobank opgenomen. Van rekeningnummer [rekeningnummer 4] is circa 5.000 euro opgenomen..
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 22 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [16]
Op de bankafschriften van [slachtoffer 7] zag ik, verbalisant, dat er op 26 maart 2021 de onderstaande geldopnames zijn geweest bij de Geldmaat aan de [straatnaam 2] in [plaatsnaam 4] .
De ING rekening betreft: [rekeningnummer 4]
De Rabobank rekening betreft: [rekeningnummer 3]
Opname van ING-rekening, tijdstip: 10:38 uur € 4.900,--
Opname van Rabobank-rekening, tijdstip: 10.39 uur € 2.000,--
Online overschrijving van ING naar Rabobank-rekening, tijdstip: 11:16 uur € 1.390,--
Opname van Rabobank-rekening, tijdstip 11:23 uur € 1.740,--
[verbalisant 4] heeft op 26 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [17]
Camerabeelden van de Geldmaat in de [winkel 4] gelegen aan de [straatnaam 2] in [plaatsnaam 4] op 26 maart 2021.
10:38 uur en 10:39 uur: de verdachte lijkt een handeling te doen op de geldautomaat op, volgens het bankafschrift, het tijdstip dat er van aangever [slachtoffer 7] zijn ING-bankrekening geld is opgenomen en op de geldautomaat waaruit het geld is opgenomen.
10:23 uur: Verdachte gaat weer naar de geldautomaat en stopt een pasje in de pasinvoer.
[slachtoffer 8] heeft op 18 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangeefster heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [18]
Ik woon in [plaatsnaam 2] . Vandaag, 18 maart 2021 werd ik omstreeks 11.30 uur gebeld door een persoon die beweerde van de SNS bank te zijn. De man heb ik ongeveer een uur aan de telefoon gehad. Ik hoorde dat hij zei dat mijn bankrekening was gehackt door een Roemeense criminele bende. Ik hoorde de man zeggen dat hij mijn volledige personalia, rekeningnummer, bankpas, pincode van de bankpas, inlogcode van mijn internetbankieraccount en pincode van mijn mobiele telefoon nodig had. Na ongeveer vijftien minuten meldde zich een man die zei medewerker van SNS bank te zijn. Het was toen ongeveer 12.00 uur. Ik hoorde man 1 en 2 zeggen dat ze in de Ipad in de omgeving van het SNS internetbankieren moesten om het een ander te doen, omdat mijn rekening werd gehackt. Ik zag dat man 2 met mijn inloggegevens via de SNS-applicatie in mijn internetbankieromgeving een aantal handelingen pleegde. Ik hoorde man 2 zeggen dat hij mijn mobiele telefoon nodig had en deze tijdelijk moest meenemen voor onderzoek. Mijn rekeningnummer betreft [rekeningnummer 1] . Man 2 is vervolgens weggegaan met mijn mobiele telefoon en doorgeknipte bankpas.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben op 18 maart 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [19]
Ik, [verbalisant 5] , had van een melding eerder die dag met eenzelfde modus operandi in [plaatsnaam 2] beelden ontvangen, waarop de verdachte uit die zaak te zien was. Zie registratie 2021084301 . Met toestemming van officier van justitie [C] heb ik een screenshot van deze beelden laten zien aan mevrouw [slachtoffer 8] waarop de verdachte uit die zaak te zien was. Ik zag en hoorde dat mevrouw [slachtoffer 8] deze persoon onmiddellijk herkende als de persoon die zich voordeed als de medewerker van SNS die bij haar thuis was geweest en zag en hoorde dat daar geen twijfel over bestond.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft op 31 maart 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [20]
In verband met dit onderzoek ontving ik via de mail een document van SNS bank medewerker met daarin gegevens van afschrijvingen van bankrekening van slachtoffer [slachtoffer 8] , betaalrekeningnummer: [rekeningnummer 1] . Uit deze gegevens blijkt dat er op 18 maart 2021 tussen 12.06 en 12.45 uur diverse transacties hebben plaats gevonden, te weten:
- Op 18 maart 2021 om 12.06.42 uur is er een bedrag van 4000,00 euro overgemaakt van
de spaarrekening [rekeningnummer 10] . Deze spaarrekening is gekoppeld aan de
betaalrekening, zoals hierboven genoemd;
- op 18 maart 2021 12.07.44 werd de limiet van betaalpas met volgnummer [volgnummer 1] voor
geldautomaten in Nederland tijdelijk aangepast;
- op 18 maart 2021 12.09.14 werd de limiet van betaalpas met volgnummer [volgnummer 2] voor
geldautomaten in Nederland tijdelijk aangepast;
- op 18 maart 2021 12.40.11 vond er een interne overboeking binnen contract via
mobiel bankieren plaats, hiermee werd 18.500,00 euro overgeboekt van de spaarrekening
naar de betaalrekening.
[slachtoffer 9] heeft op 29 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [21]
Op maandag 22 maart 2021, omstreeks 13:30 uur, bevonden mijn vrouw en ik ons in onze woning te [plaatsnaam 2] . Wij ontvingen toen een telefoontje. Mijn vrouw beantwoordde de telefoon, zij kreeg te horen dat ze verbonden was met de helpdesk SNS Bank. Er werd aan mijn vrouw verteld dat er in [plaatsnaam 9] een poging gedaan zou zijn om onze bankrekening te legen. Mijn vrouw kreeg toen te horen dat een medewerker bij ons aan de deur zou komen, die ons kon helpen om het probleem van de fraude op te lossen. Er werd vervolgens inderdaad aan de deur gebeld en mijn vrouw liet toen een jongeman binnen. Allereerst moesten wij de pincodes van onze bankpassen opgeven en de toegangscodes van de SNS bank App die op onze mobiele telefoons stond. Toen vroeg de man aan de telefoon om onze passen aan zijn collega te geven. Ik zag dat hij onze bankpasjes pakte en vervolgens heel snel verdween.
Op 22 maart 2021 is tussen 14:18 uur en 14:21 uur in vier transacties het totaalbedrag van 9800 euro opgenomen van onze rekening op het [straatnaam 4] in [plaatsnaam 2] . Dat is vlak bij ons.
Verbalisant [verbalisant 7] heeft op 13 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [22]
Camerabeelden van de pinautomaat van Geldmaat, [straatnaam 4] te [plaatsnaam 2] .
14.18
uur: Verdachte stopt pas in geldautomaat met zijn rechterhand. Deze handeling wordt ook verricht om 14.19, 14.20 en 14.21 uur.
[slachtoffer 10] heeft op 19 maart 2021 bij de politie aangifte gedaan. Aangeefster heeft ,zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [23]
Vandaag 19 maart 2021 was ik in mijn woning te [plaatsnaam 2] . Vandaag omstreeks 10:15 uur werd ik gebeld door een man. Deze man vertelde mij dat hij een medewerker van de Rabobank was. De man vroeg mij vervolgens of ik een Roemeense man toestemming had gegeven om geld over te boeken vanaf mijn rekening. Ik hoorde de man zeggen dat er gepoogd was de rekening leeg te trekken door personen welke fraude plegen en dat het goed zou zijn om mijn rekening te blokkeren en een nieuwe pinpas aan te vragen met een nieuw pasnummer. De man vertelde mij dat hij een medewerker langs kon sturen. Ik kreeg de opdracht van de man om naar de voordeur te gaan als deze medewerker er zou zijn. Ik moest dan mijn bankpas en een schaar gereed houden. De medewerker zou dan mijn pas in ontvangst nemen en deze met de schaar doorknippen. De man kwam aan de deur. De man heeft mijn pinpas vervolgens in ontvangst genomen en heeft deze pas doorgeknipt. De man vroeg door de telefoon aan mij of ik de code nog wist van de pinpas. Mijn man riep op de achtergrond mijn pincode. Ik hoorde de man aan de telefoon tegen de andere man zeggen dat hij met de doorgeknipte pinpas naar hem toe moest komen. Ik zag dat de man vervolgens weg is gegaan in onbekende richting.
De bank heeft mij het volgende verteld:
- om 10.32 is er een bedrag gepind, bij automaatnummer [automaatnummer 2] . Ik denk dat dit de [straatnaam 5] is.
- 10.43 uur [winkel 1] [nummeraanduiding 9]
- 10.45 uur [winkel 1]
- 10.46 uur [winkel 1] [nummeraanduiding 9]
Ik hoorde de bank zeggen dat zij niet wisten welke [winkel 1] dit was, maar dat
[nummeraanduiding 9] mogelijk het filiaalnummer betrof.
Verbalisant [verbalisant 12] heeft op 25 maart 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [24]
Camerabeelden van de [winkel 1] op het [straatnaam 6] te [plaatsnaam 2] .
10:42 uur: verdachte staat bij de zelfscan.
10:47 uur: verdachte verlaat de self-scan en vervolgens de [winkel 1] .
Verbalisant [verbalisant 7] heeft op 30 april 2021, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen, verklaard [25] :
Ik heb een onderzoek ingesteld naar oplichting en diefstal van geld met gestolen bankpassen in [plaatsnaam 2] in de periode 18 t/m 22 maart 2021.Registratienummer PL0900- 2021084301 , [adres 2] [plaatsnaam 2] .Op 18 maart 2021 werd er melding gemaakt van een poging oplichting. De melder, woonachtig aan de [adres 2] te [plaatsnaam 2] , gaf aan dat er een man aan de deur stond, die de bankpassen kwam ophalen. De melder heeft een deurbelcamera en heeft camerabeelden met een geluidsopname gedeeld met collega’s van de politie [plaatsnaam 2] . De camerabeelden zijn uitgewerkt in een proces-verbaal van bevindingen.
Een screenshot van de verdachte is op 14 april 2021 op de landelijke politiesite [.] geplaatst ter herkenning van de verdachte. Op 15 april 2021 ontving ik van collega’s vanuit [gemeente 1] een vijftal herkenningen. Zij herkenden de persoon als [verdachte] , [verdachte (voornaam)] , geboren [1992] te [geboorteplaats] .
Meldster [slachtoffer 8] , woonachtig aan de [adres 3] te [plaatsnaam 2] , heeft aangifte gedaan van oplichting en diefstal. Met de bankpas is gepind bij een geldautomaat locatie [straatnaam 4] [nummeraanduiding 4] [plaatsnaam 2] . De camerabeelden van de pinlocatie zijn opgevraagd. Op deze beelden is dezelfde persoon te zien als op de beelden [adres 2] [plaatsnaam 2] .
Aangever [slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan. Er is op 22 maart 2021 9800 euro gepind bij een pinautomaat, [straatnaam 4] [nummeraanduiding 4] te [plaatsnaam 2] . Van de verstrekking beelden beveiligingscamera is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Op de beelden is te zien dat het dezelfde verdachte betreft als in de zaak [adres 2] en [adres 3] .
Verbalisant [verbalisant 11] heeft op 16 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [26]
Via [.] kreeg ik een aandachtvestiging. Daarin werd de herkenning van een persoon gevraagd. De persoon is als enige te zien op de foto op foto 1 en de persoon is als enige te zien op de foto op foto 2. De persoon herken ik als:Achternaam: [verdachte] .Voornamen: [verdachte (voornaam)]Als bijlagen zijn bij dit proces-verbaal foto 1 met registratienummer PL0900- 2021084301 en foto 2 gevoegd, en een politiefoto van verdachte met SKN [strafrechtketennummer][opmerking rechtbank: het strafrechtketennummer van verdachte].
Ter
terechtzitting van 20 augustus 2021heeft verdachte, tijdens zijn laatste woord, het volgende verklaard:
Ik dacht ik hoef alleen wat op te halen. Ik bedoel hiermee de pinpassen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende gebleken dat het verdachte is geweest die de bankpassen bij de slachtoffers heeft opgehaald. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte is herkend door aangeefster [slachtoffer 8] als de persoon die bij haar thuis is geweest en de bankpas heeft opgehaald. Daarnaast is tijdens de insluitingsfouillering bij verdachte een bankpas van aangever [slachtoffer 2] aangetroffen, alsmede de witte envelop waarin aangever de bankpas moest stoppen zodat ‘de medewerker’ van de bank de bankpas kon meenemen. Kort voor zijn aanhouding op 1 april 2021 heeft verdachte geld gepind met een pas van die aangever [slachtoffer 2] ; dat bedrag is ook aangetroffen bij de insluitingsfouillering.
Verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] [27] hebben verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding herkend als de persoon die zij hebben gezien op beelden van verdachte opnames de dag ervoor.
De aangevers hebben verklaard over eenzelfde soort werkwijze als de andere aangevers. Aldus is de modus operandi bij alle aangevers nagenoeg dezelfde. De aangevers werden opgebeld door een zogenaamde bankmedewerker en er werd aangegeven dat Roemenen hadden geprobeerd om de bankrekening leeg te halen of vergelijkbare verdichtsels. Om dat te voorkomen moesten de bankpassen worden doorgeknipt. Een medewerker van de bank zou de passen daarna komen ophalen. Vervolgens zijn kort nadat de passen bij de aangevers waren opgehaald, cadeaubonnen gekocht of zijn er geldbedragen gepind.
Van een aantal van deze pintransacties zijn camerabeelden beschikbaar. De persoon die op een still van beelden die op 18 maart 2021 zijn gemaakt met een huisbelcamera is te zien, is herkend door een verbalisant en is volgens een andere verbalisant dezelfde persoon als de persoon die is te zien op een aantal camerabeelden van geldopnames kort na het verwerven van bankpassen (en pincodes).
Tot slot heeft verdachte in zijn laatste woord verklaard dat hij de pinpassen heeft opgehaald.
Uit de modus operandi in combinatie met de herkenning van verdachte, het korte tijdsbestek tussen het ophalen van de pinpassen bij de aangevers, de pintransacties, de herkenningen daarbij en de verklaring van verdachte, leidt de rechtbank af dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de pinpassen heeft opgehaald bij de aangevers. Daarmee was verdachte nauw en bewust betrokken bij de oplichtingspraktijken. De rol van verdachte is immers van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen, nu hij met het afhandig maken van de bankpassen een noodzakelijke en wezenlijke schakel vormde en daarna in ieder geval bij een aantal opnames met behulp van die passen ook betrokken is geweest.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Bewijsmiddelen [28]
[A] heeft namens de politie Gooi & Vechtstreek op 1 april 2021 aangifte gedaan. Aangeefster heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, onder andere het volgende verklaard: [29]
Op 1 april 2021 op het politiebureau te [plaatsnaam 3] hoorde ik verdachte in cel 1 zijn keel schrapen en ik hoorde dat er iets tegen het raam van het kijkluik aan kwam. Ik zag dat er spuug tegen het raam aan zat. Vervolgens zag ik dat verdachte weer zijn keel schraapte en
opnieuw tegen het raam aan spoog.
Verbalisant [verbalisant 10] heeft op 1 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [30]
Ik hoorde dat verdachte zijn keel schraapte. Ik hoorde en zag dat verdachte tegen de ruit spoog. Ik zag dat er speeksel tegen de ruit zat.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 1 april 2021 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [31]
De cel was vernield omdat deze voor bepaalde tijd onbruikbaar was gemaakt door de verdachte. Nadat verdachte [verdachte] overgeplaatst was naar het Politie Cellen Complex in [plaatsnaam 10] , kon de door de verdachte bespuugde cel 1 niet opnieuw in gebruik genomen
worden voor een andere verdachte. Naast het feit dat het onhygiënisch is om een
nieuwe verdachte in een bespuugde cel plaats te laten nemen, kan dat in deze tijd in
verband met risico op COVID-19 al helemaal niet. Om deze reden moest de door de verdachte bespuugde cel 1 dus eerst schoongemaakt worden door een schoonmaakbedrijf. Het duurde even voordat het bedrijf er was, de cel schoongemaakt was en dus weer in gebruik genomen kon worden.
Ten aanzien van het onder 5 en 6 tenlastegelegde:
Bewijsmiddelen [32]
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] hebben op 29 september 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal artikel 9 WVW: [33]
Verbalisant zag verdachte op 29 september 2020 rijden in een personenauto in [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] op de [staatnaam 1] . Na onderzoek bleek dat de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd en het rijbewijs ongeldig is verklaard.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 12 oktober 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [34]
O
p 29 september 2020 bevond ik mij op de [staatnaam 1] [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam] . Ik zag een personenauto langs een geparkeerde auto rijden in dezelfde richting als ik liep. Ik liep op minder dan twee meter afstand van het voertuig. Ik had vrij en tevens uitstekend zicht op de bestuurder. Ik herkende de bestuurder als de ambtshalve bekende [verdachte] . Deze ambtshalve bekendheid vloeit voort uit het feit dat [verdachte] veroordeeld is voor het veroorzaken van een dodelijk aanrijding en voorts vanwege het feit dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard. Tevens is [verdachte] een zeer actieve “veelpleger” van strafbare feiten.
Ter zitting van 20 augustus 2021 heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik wist dat ik niet mocht rijden.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft aangevoerd dat de enkele herkenning van verbalisant [verbalisant 8] onvoldoende overtuigend is om te kunnen vaststellen dat verdachte op 29 september 2020 heeft gereden. De rechtbank constateert dat verbalisant [verbalisant 8] op korte afstand van het voertuig liep en verklaart dat hij uitstekend zicht had op de bestuurder. Hij herkende de bestuurder ambtshalve vanwege de veroordeling voor het veroorzaken van een dodelijke aanrijding en vanwege het ongeldig verklaarde rijbewijs. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, dan ook geen enkele aanleiding om te twijfelen aan deze eigen waarneming van verbalisant [verbalisant 8] .
Ten aanzien van het onder 7 en 8 tenlastegelegde:
Verdachte heeft het onder 7 en 8 tenlastegelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt
Ten aanzien van het onder 9 en 10 ten laste gelegde:
Verdachte heeft het onder 9 en 10 ten laste gelegde bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op meerdere tijdstippen in de periode van 18 maart 2021 tot en met 1 april 2021, te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,telkens met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,meerdere personen, te weten1. [slachtoffer 1]2. [slachtoffer 2]3. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]4. [slachtoffer 5]5. [slachtoffer 6]6. [slachtoffer 7] ,7. [slachtoffer 8]
8. [slachtoffer 9] en9. [slachtoffer 10]heeft bewogen tot de afgifte van bankpassen
door telkens- een of meerdere van de voorgenoemde personen te bellen en mede te delen dat er geld werd overgeboekt naar Roemenië, en/of- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld van de bankrekening van die voorgenoemde personen zou gaan worden overgeboekt en vervolgens die personen te benaderen door iemand die zich voordeed als een medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank, ING Bank en/of SNS bank, en/of- doen voorkomen dat er anoniem de pincode kon worden ingesproken, en- de voorgenoemde personen (direct) thuis te benaderen door iemand die zich voordeed als een medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank, ING Bank en/of SNS bank, en- doen voorkomen dat deze medewerker de bankpas moest meenemen;
feit 2op meerdere tijdstippen in de periode van 18 maart 2021 tot en met 1 april 2021 te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] en/of [plaatsnaam 3] (gemeente [gemeente 2] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven, waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een) geautomatiseerd werk, heeft verworven, en voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht wordt gepleegd,te weten- door aan [slachtoffer 1] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 2] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 3] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 5] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 6] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 7] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 8] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 9] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en- door aan [slachtoffer 10] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode);
feit 3op meerdere tijdstippen in de periode van 18 maart 2021 tot en met 1 april 2021 te [plaatsnaam 2] en/of [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] en/of [plaatsnaam 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten het internetbankieren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , is binnengedrongen,telkens met behulp van een valse sleutel, te weten de inloggegevens en toegangscodes behorend bij de bankrekeningnummers van die voornoemde personen;
feit 4op 1 april 2021 te [plaatsnaam 3] , gemeente [gemeente 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudruimte, die aan Politie Gooi & Vechtstreek, toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt;
feit 5op 29 september 2020 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [staatnaam 1] , een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd;
feit 6op 29 september 2020 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [staatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd;
feit 7op 28 december 2020 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam 7] , een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd;
feit 8op 28 december 2020 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 7] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd;feit 9
op 8 januari 2021 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam 8] , een motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd;feit 10op 8 januari 2021 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente 1] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 8] , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
feit 3
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
feit 4
opzettelijk en wederechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feiten 5 en 6
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feiten 7 en 8
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feiten 9 en 10
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Daarnaast heeft zij gevorderd om aan verdachte drie maal een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van drie maal zes maanden voor het onder 5 tot en met 10 tenlastegelegde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die 26 dagen korter is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aansluiting te zoeken bij vergelijkbare zaken. Er is geen sprake van recidive van vermogensdelicten dan wel delicten uit de Wegenverkeerswet in de afgelopen vijf jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan oplichting van bejaarde slachtoffers door op slinkse wijze bankpassen afhandig te maken. Voorts heeft verdachte samen met anderen de pincodes dan wel inloggegevens van de slachtoffers afhandig gemaakt en heeft hij zich aldus schuldig gemaakt aan medeplegen van computervredebreuk. Verdachte is bij vrijwel alle slachtoffers in de woning geweest en heeft daarmee het vertrouwen van de slachtoffers ernstig geschaad. Verdachte en zijn mededader(s) hebben hun slachtoffers kennelijk bewust uitgekozen op hun hoge leeftijd en dientengevolge op hun kwetsbaarheid. Ouderen zijn vaak sterk afhankelijk van de zorg en aandacht van anderen en dit soort feiten kan hun veiligheidsgevoel en zelfvertrouwen aantasten. Dat is ook wel gebleken uit de verklaringen die de slachtoffers onder andere bij de politie hebben afgelegd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van een kwetsbare groep van de maatschappij. Van deze groep mensen zijn de spaarrekeningen en betaalrekeningen leeggehaald. Geld waar die mensen lang voor hebben moeten werken en sparen. Hoewel verdachte tijdens zijn laatste woord heeft aangegeven spijt te hebben, heeft hij zich voor het overige in zwijgen gehuld en geen enkele verantwoording willen afleggen voor zijn daden. Hij heeft alleen maar oog gehad voor zijn eigen situatie en geldelijk gewin. Deze schaamteloze zelfverrijking ten koste van kwetsbare ouderen zorgt voor veel verontwaardiging en afkeer in de samenleving.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden terwijl hij wist dat hem de bevoegdheid daartoe bij rechterlijke uitspraak was ontzegd en terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, naar aanleiding van een ernstig ongeval met zeer grote gevolgen. Verdachte heeft hier kennelijk geen boodschap aan en aldus zijn eigen belangen telkens vooropgesteld. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een politiecel door op het luik te spugen. Dit is een vervelend feit, met name in de huidige tijd waarin we te maken hebben met het Coronavirus.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 31 juli 2021 betreffende verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten met betrekking tot vernieling en de overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet.
Op te leggen straf
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wegens rijden tijdens een rijontzegging en rijden terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard, is de gebruikelijke straf, die ook in dit geval wegens de eerdere veroordeling, zonder meer passend en geboden is. Alleen nieuwe rijontzeggingen vindt de rechtbank niet passend, omdat in 2019 al een ontzegging van vijf jaren is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie in beginsel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur rechtvaardigen. De rechtbank acht het echter ook van belang dat verdachte een stok achter de deur heeft, zodat hij in de toekomst er daardoor hopelijk toch van wordt weerhouden (soortgelijke) misdrijven te plegen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 39 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Dit is een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel weliswaar van kortere duur is dan door de officier van justitie is gevorderd, maar waarvan de totale duur langer is. Omdat de rechtbank de rijontzeggingen voor de verkeersdelicten niet passend vindt en gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en op straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd, is deze gevangenisstraf wat de rechtbank betreft passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen mobiele telefoon.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de mobiele telefoon.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De zwarte Iphone van verdachte is bij zijn aanhouding naast hem op de grond aangetroffen. De telefoon stond toen aan en er was een open verbinding, die een politieambtenaar heeft verbroken. Kort voor de aanhouding heeft verdachte gepind met een bankpas van aangever [slachtoffer 2] , die zijn pincode niet aan verdachte, die de pas heeft afgehaald, had gegeven, maar telefonisch aan een mededader. Daarom wordt geconcludeerd dat de openstaande telefoonverbinding is gebruikt om de pincode aan verdachte door te geven, opdat hij met de bankpas geld kon opnemen. Het feit is dus met behulp van deze telefoon gepleegd. Daarom zal die verbeurd worden verklaard.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben ieder een bedrag van € 500,-- gevorderd ter vergoeding van immateriële schade. [slachtoffer 5] heeft een bedrag van € 2.500,-- gevorderd ter vergoeding van materiële schade. [slachtoffer 8] heeft een bedrag van € 5.296,70 gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 500,-- ter vergoeding van immateriële schade en € 4.796,70 ter vergoeding van materiële schade. [slachtoffer 10] heeft een bedrag van € 900,-- gevorderd ter vergoeding van immateriële schade. Deze bedragen zijn gevorderd ten gevolge van de aan verdachte onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, met uitzondering van [slachtoffer 8] , nu verdachte dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] aangevoerd dat geen sprake is van rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Ten aanzien van [slachtoffer 10] heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd met bijvoorbeeld stukken van een psycholoog, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Meer subsidiair heeft hij verzocht een lagere schadevergoeding toe te kennen dan is verzocht.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vorderingen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10]
Voldoende vast staat dat aan [slachtoffer 3] . [slachtoffer 4] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu zij door het handelen van verdachte op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Er is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte en zijn mededader(s) hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Verdachte heeft daarbij zelfs de slachtoffers in hun huis opgezocht. De rechtbank acht een vergoeding voor de door hen geleden immateriële schade daarom op zijn plaats en acht een bedrag van € 500,-- redelijk, zoals gevorderd door [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] . De rechtbank zal aan [slachtoffer 10] hetzelfde bedrag aan immateriële schadevergoeding toekennen. De rechtbank zal de vorderingen tot immateriële schade dan ook in zoverre toewijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8] met betrekking tot de materiële schade ad
€ 4.796,70 overweegt de rechtbank als volgt. Vast is komen te staan dat van de rekening van [slachtoffer 8] een fors bedrag is afgeschreven. Dit is aan te merken als rechtstreekse schade, nu dit het gevolg is van het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde. Gebleken is dat het bedrag ad € 4.537,70 niet door de bank is vergoed, zodat dit bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Ook acht de rechtbank een vergoeding voor de door verdachte meegenomen telefoon op zijn plaats. Ten aanzien van de mobiele telefoon oordeelt de rechtbank dat het gevorderde bedrag ad € 259,-- met 20 procent dient te worden verminderd, nu de mobiele telefoon reeds enige jaren oud is. Dit komt neer op een bedrag van € 207,20. De rechtbank zal het materiële deel van de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 4.744,90.
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 respectievelijk 18 maart 2021 respectievelijk 19 maart 2021.
Vordering [slachtoffer 5]
Vast is komen te staan dat van de rekening van [slachtoffer 5] een bedrag van € 2.500,-- is afgeschreven. Dit is aan te merken als rechtstreekse schade, nu dit het gevolg is van het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde. Gebleken is dat het bedrag ad € 2.500,-- niet door de bank is vergoed, zodat dit bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal dit bedrag dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2021.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING PARKETNUMMER 15/308854-20

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 26 dagen, toe te wijzen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, als de vordering wordt toegewezen, de openstaande 26 dagen te verrekenen met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten als bewezen verklaard in onderhavige zaak. Verdachte heeft daarmee de algemene voorwaarden overtreden. De rechtbank zal, zoals gevorderd door de officier van justitie, de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 55, 57, 63, 138ab, 139d, 326, 350 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 10 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 10 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van
  • als
Beslag
verklaard verbeurd de mobiele telefoon merk Apple Iphone kleur zwart, goednummer PL0900-2021100670-2802034 (proces-verbaal nummer PL0900-2021100670-13);
Benadeelde partijen
[slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 500,-- ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 10 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 4]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van een bedrag van € 500,-- ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 10 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 10]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van een bedrag van € 500,-- ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 10] van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 10 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 8]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van een bedrag van € 5.244,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 4.744,90 ter vergoeding van materiële schade en € 500,-- ter vergoeding van immateriële schade;
  • wijst het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 8] van een bedrag van € 5.244,90,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 61 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
[slachtoffer 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van een bedrag van
€ 2.500,-- ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 5] van een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 35 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15/308854-20
  • wijstde vordering
    toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 3 februari 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Doorman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 september 2021.
Mrs. Beekman en Doorman zijn buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16/091291-21:
1
hij, op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot
en met 1 mei 2021,
te Amersfoort en/of te Naarden en/of Hilversum en/of Weesp, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meerdere personen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten een of meer bankpas(sen) en/of geldbedragen, in totaal 85.650,- EURO,
althans enig geldbedrag,
te weten;
1. [slachtoffer 1] tot afgifte van 6.000 EURO (aangifte PL0900-2021101019,
raadkamerdossier pagina 54), althans enig geldbedrag, en/of
2. [slachtoffer 2] tot afgifte van 1.610,- EURO (aangifte PL0900-2021100670,
raadkamerdossier pagina 98), althans enig geldbedrag, en/of
3. [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] tot afgifte van 14.800,- EURO (aangifte
PL0900-2021097979, raadkamerdossier pagina 119), althans enig geldbedrag, en/of
4. [slachtoffer 5] tot afgifte van 2.500,- (aangifte PL0900-2021105647, raadkamerdossier
pagina 180), althans enig geldbedrag, en/of
5. [slachtoffer 6] tot afgifte van 11.350,- EURO (aangifte PL0900-2021113374,
raadkamerdossier 213), althans enig geldbedrag, en/of
6. [slachtoffer 7] tot afgifte van 8.640,- EURO (aangifte PL0900-2021095653,
raadkamerdossier pagina 147), althans enig geldbedrag, en/of
7. [slachtoffer 8] tot afgifte van 23.000,- EURO (aangifte PL0900-2021084674,
raadkamerdossier pagina 325), althans enig geldbedrag, en/of
8. [slachtoffer 9] tot afgifte van 9.800,-EURO (aangifte PL0900-2021096930,
raadkamerdossier pagina 416 ), althans enig geldbedrag, en/of)
9. [slachtoffer 10] tot afgifte van 7.950,- EURO (aangifte PL0900-2021085510,
raadkamerdossier pagina360), althans enig geldbedrag,
door (telkens) voorgenoemd(e) geldbedrag(en) op te nemen bij (een)
geld(auto)ma(a)t(en) en/of van de rekening(en) van voornoemde slachtoffer(s)
(een) betaling(en) te verrichten,
door (telkens)
- een of meerdere van de voorgenoemde personen te bellen en mede te delen dat er
geld werd overgeboekt naar Roemenië, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld van de bankrekening van die
voorgenoemde personen zou gaan worden overgeboekt en/of (vervolgens) die
personen telefonisch te benaderen en/of te doen laten benaderen door iemand die
zich voordeed als een beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank,
ING Bank en/of SNS bank, en/of
- doen voorkomen dat er anoniem de pincode kon worden ingesproken, en/of
- een of meerdere van de voorgenoemde personen (direct) thuis te benaderen en/of
te doen laten benaderen door iemand die zich voordeed als een
beveiliger/medewerker van de ABN Amro bank, Rabobank, ING Bank en/of SNS
bank, en/of
- doen voorkomen dat deze medewerker de bankpas met code daarbij) moest(en)
meenemen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart
2021 tot en met 22 april 2021 te Amersfoort en/of te Hilversum en/of te Weesp en/of
te Naarden (gemeente Gooise Meren), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
een computerwachtwoord, toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar gegeven,
waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een)
geautomatiseerd werk heeft/hebben vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd,
verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden
heeft/hebben gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab,
eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd,
te weten
- door aan [slachtoffer 1] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd
naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 2] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 3] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 5] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd
naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 6] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 7] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 8] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 9] na mededeling over het vervangen van de bankpas,- is
gevraagd naar diverse gegevens (waaronder de pincode) en/of
- door aan [slachtoffer 10] na mededeling over het vervangen van de bankpas, is gevraagd
naar diverse gegevens (waaronder de pincode);
( art 139d lid 2 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 17
november 2020 tot en met 22 april 2021 te te Amersfoort en/of te Naarden en/of
Hilversum en/of Weesp, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten het
internetbankieren van [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/ of [slachtoffer 5] en/ of [slachtoffer 6]
en/of [slachtoffer 7] is/ zijn binnengedrongen,
telkens met behulp van een valse sleutel, te weten de inloggegevens en
toegangscodes behorend bij de bankrekeningnummers van die voornoemde
personen, en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van het geautomatiseerd
werk waarin hij en of zijn mededaders zich wederrechtelijk bevond(en);
( art 138ab lid 2 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Naarden, gemeente Gooise Meren
opzettelijk en wederrechtelijk
een ophoudruimte, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan Politie Gooi & Vechtstreek toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
ten aanzien van parketnummer 96/036281-21:
1
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of
strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [staatnaam 1] ,
een motorrijtuig, ( personenauto), heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor
een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en
aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de
betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [staatnaam 1] , als
bestuurder een motorrijtuig , (personenauto), van die categorie of categorieën heeft
bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 28 december 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of
strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam 7] ,
een motorrijtuig, (personenauto ) , heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
4
hij op of omstreeks 28 december 2020 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl
hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor
een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en
aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de
betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 7] , als
bestuurder een motorrijtuig, ( personenauto), van die categorie of categorieën heeft
bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )
ten aanzien van parketnummer 96/048347-21:
1
hij op of omstreeks 8 januari 2021 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl hij
wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of
strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd,
gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam 8] ,
een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd ;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 8 januari 2021 te Julianadorp, gemeente Den Helder terwijl hij
wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of
meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan
hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de
betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam 8] , als
bestuurder een motorrijtuig, ( personenauto ), van die categorie of categorieën heeft
bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2021, genummerd
2.Pagina 62 e.v.
3.Pagina 75 e.v.
4.Pagina 91 e.v.
5.Pagina 106 e.v.
6.Pagina 29 e.v.
7.Pagina 110.
8.Pagina 106 e.v.
9.Pagina 130 e.v.
10.Pagina 135 e.v.
11.Pagina 188 e.v.
12.Pagina 194 e.v.
13.Pagina 222 e.v.
14.Pagina 230 e.v.
15.Pagina 155 e.v.
16.Pagina 160 e.v.
17.Pagina 168 e.v.
18.Pagina 382 e.v.
19.Pagina 379 e.v.
20.Pagina 401 e.v.
21.Pagina 473 e.v.
22.Pagina 480 e.v.
23.Pagina 417 e.v.
24.Pagina 438 e.v.
25.Pagina 326 e.v.
26.Pagina 349 e.v.
27.Pagina 05 en 19.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2021, genummerd
29.Pagina 248 e.v.
30.Pagina 250.
31.Pagina 251 e.v.
32.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2021, genummerd
33.Pagina 2 e.v.
34.Pagina 12 e.v.