Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] uit [plaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
Procesverloop
Overwegingen
nietaannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De gebruikte referentiewoningen zijn [adres] , transactiedatum 20 maart 2018, verkoopprijs € 257.000,-, [adres] , transactiedatum 29 november 2019, verkoopprijs € 289.553,-, [adres] , transactiedatum 15 januari 2019, verkoopprijs € 286.000,- en [adres] , transactiedatum 3 december 2019, verkoopprijs € 315.000,-. De rechtbank acht deze verkopen geschikt om de waarde van de woning uit af te leiden. Verweerder heeft de verkoopprijzen van de referentiewoningen geïndexeerd naar de waardepeildatum. Hij maakt echter niet inzichtelijk hoe hij dat heeft gedaan. Het indexatiepercentage staat niet vermeld in de taxatiematrix. Dat kan, naar hij ter zitting heeft verklaard, worden berekend uit de taxatiematrix. Maar hoe het uit die berekening resulterende percentage is bepaald heeft hij niet toegelicht. De garage, die zoals eiser heeft verklaard en verweerder niet heeft bestreden, niet als zodanig kan worden gebruikt, heeft hij als berging aangemerkt en gewaardeerd. Uit zijn toelichting leidt de rechtbank echter af dat hij daarbij uitgaat van dezelfde basisprijs per m2 voor een berging en een garage, indien de bouwwijze overeenstemt. Wel hanteert hij bij een grotere oppervlakte een lagere prijs per m2. Zonder nadere onderbouwing acht de rechtbank echter niet aannemelijk dat uitsluitend de bouwwijze de waarde bepaalt en niet ook de gebruiksmogelijkheden. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen niet inzichtelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de waarde van de woning vast op € 290.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019 en bepaalt dat verweerder de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1598,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.