ECLI:NL:RBMNE:2021:4280
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, gelegen aan [adres] te [plaats], voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde vastgesteld op € 244.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde van haar woning zonder aanwijsbare reden sneller steeg dan die van vergelijkbare woningen in de buurt. In de uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2020 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna eiseres in beroep ging.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 mei 2021, waarbij eiseres aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en de bijbehorende toelichting voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld.
Eiseres voerde aan dat de waarde van haar woning sneller steeg dan die van vergelijkbare woningen, maar de rechtbank oordeelde dat een vergelijking met de WOZ-waarde van andere woningen niet geschikt was om de waarde van haar woning te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 244.000,- gehandhaafd blijft. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 9 augustus 2021.