Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2021 in de zaak tussen
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. D.A.A.M. Mijland),
(gemachtigde: F.A.M. Delfgaauw).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.A.M. Mijland, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat haar WW-uitkering niet werd uitbetaald omdat zij verwijtbaar werkloos zou zijn. Na een tussenuitspraak van de rechtbank op 1 december 2020, heeft verweerder op 22 december 2020 het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard en meegedeeld dat de WW-uitkering per 13 december 2019 zal worden uitbetaald. Hierdoor heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft hem veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1.068,-. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de punten en de waarde per punt zoals vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. J.P. Brand, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.