ECLI:NL:RBMNE:2021:4277
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die als beveiliger werkte, had zich op 23 februari 2018 ziek gemeld en na afloop van de Ziektewet-uitkering een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had de aanvraag afgewezen omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, met een percentage van 17,28% na onderzoek door verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting die via Skype plaatsvond op 28 april 2021. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht op 17,28% heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv in twijfel trekt.
De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich terecht heeft gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen en dat de arbeidskundige beoordeling ook juist is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij meer beperkt is dan vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Uwv om de WIA-aanvraag af te wijzen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.