ECLI:NL:RBMNE:2021:4274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
C/16/510801 FL RK 20-1846
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning, omgang en kinderalimentatie in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2021 een tussenbeschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een man en een vrouw, die samen twee kinderen hebben. De man heeft verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van de kinderen, een omgangsregeling en een wijziging van de kinderalimentatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van de kinderen, maar dat er bezwaren zijn van de vrouw tegen de erkenning. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de kinderen is dat de erkenning officieel wordt vastgelegd, omdat dit recht doet aan de biologische werkelijkheid. De vrouw heeft echter emotionele weerstand tegen de erkenning, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar beslissing. De rechtbank heeft de bijzondere curator ontslagen van haar taken en de man toestemming verleend om de kinderen te erkennen.

Wat betreft de omgangsregeling heeft de rechtbank geoordeeld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek, ondanks dat er eerder aan hem omgang is ontzegd. De rechtbank heeft echter besloten om de beslissing over de omgangsregeling uit te stellen, omdat er onvoldoende duidelijkheid is over de huidige situatie van de man en de veiligheid van de kinderen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling en de situatie van de man.

Ten aanzien van de kinderalimentatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de man een bedrag van € 170,- per kind per maand moet betalen, met terugwerkende kracht vanaf 28 mei 2018. De rechtbank heeft de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat de man in staat is om deze alimentatie te betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man de alimentatie moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Almere
zaaknummer: C/16/510801 / FL RK 20-1846
Vervangende toestemming voor erkenning, omgang en kinderalimentatie
Beschikking van
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Aynan,
tegen
[verweerster],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.M.A. Nobel,
met als belanghebbende
mr. S.G.B.M. Schönhage,
kantoorhoudende in [plaatsnaam] ,
als bijzondere curator over de kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]

1.De procedure

1.1.
De man heeft op 12 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend, met bijlagen.
1.2.
In de beschikking van 5 november 2020 heeft de rechtbank mr. G. Raap benoemd als bijzondere curator over de kinderen. Tegen deze benoeming is bezwaar gemaakt omdat
mr. Raap op hetzelfde kantoor werkt als mr. Nobel, advocaat van de vrouw. In de beschikking van 22 januari 2021 is mr. Raap ontslagen en is mr. S.G.B.M. Schönhage benoemd als bijzondere curator over de kinderen. De bijzondere curator vertegenwoordigt de kinderen in deze procedure en komt op voor hun belang.
1.3.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het advies van 22 februari 2021 van de bijzondere curator;
  • de brief van de vrouw van 19 maart 2021;
  • de akte uitlating na advies bijzondere curator van de man (met bijlagen), van 26 maart 2021;
  • de akte vermeerdering verzoek van de man (met bijlagen), binnengekomen op 7 mei 2021;
  • het verweerschrift van de vrouw, met bijlagen, ingediend op 18 juni 2021;
  • het F9-formulier van de man, met bijlage, van 5 juli 2021;
  • het F9-formulier van de man, met bijlagen, van 6 juli 2021.
1.4.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 16 juli 2021.
Daarbij waren aanwezig:
  • de man met zijn advocaat de heer Aynan;
  • de vrouw met haar advocaat de heer mr. T.A. Bouman, waarnemer voor mr. Nobel;
  • de bijzondere curator;
  • namens de Raad voor de Kinderbescherming, mevrouw [A] , hierna als de Raad aangeduid.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De vrouw en de man hebben een relatie gehad.
2.2.
De vrouw is bevallen van twee kinderen:
  • [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] .
De kinderen zijn niet erkend.
2.3.
De vrouw heeft het ouderlijk gezag over de kinderen. Dit betekent dat zij de belangrijke beslissingen over hen mag nemen.
2.4.
De vrouw en de man hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.5.
Eerder heeft de rechtbank op 28 maart 2019 beslist (zaaknummer C/16/460668 / FL RK 18-1086) dat de man een bedrag van € 500,- per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen met ingang van 28 mei 2018.
2.6.
De rechtbank heeft op 20 september 2019 beslist dat aan de man het recht op omgang is ontzegd (zaaknummer C/16/460677 / FL RK 18-1087).
2.7.
De man verzoekt de rechtbank:
  • om hem toestemming te verlenen voor de erkenning van de kinderen. Dat wil zeggen dat de man voortaan in juridische zin als de vader van de kinderen wordt aangemerkt. De man stelt dat hij de biologische vader is van de kinderen;
  • om een omgangsregeling vast te stellen tussen de man de kinderen die inhoudt dat de kinderen na een opbouwfase wekelijks van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven. De man haalt de kinderen op vrijdag op bij de vrouw en de man haalt de kinderen op zondag bij de man;
  • de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor elke dag dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt, met een maximum van € 10.000,-;
  • te bepalen dat de vastgestelde kinderalimentatie met ingang van 28 mei 2018 op nihil wordt gesteld.
2.8.
De vrouw heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren danwel de verzoeken af te wijzen en de man te veroordelen in de proceskosten.

3.De beoordeling

Erkenning
3.1.
De rechtbank zal toestemming verlenen aan de man om de kinderen te erkennen. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van de kinderen. Het uitgangspunt van de wet is dat zowel het kind als de verwekker er recht op hebben dat hun familieband officieel wordt vastgelegd. De rechtbank kan alleen in uitzonderlijke gevallen weigeren om vervangende toestemming te geven voor de erkenning. Dit kan als door de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad of als een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. [1]
3.3.
De rechtbank vindt het in het belang van (de identiteitsontwikkeling van) de kinderen dat officieel wordt vastgelegd wie hun vader is. Niet is gebleken dat de erkenning door de man de ontwikkeling van de kinderen zal schaden of de relatie tussen de vrouw en de kinderen zal verstoren.
3.4.
Bij de vrouw is sprake van (emotionele) weerstand tegen de erkenning van de kinderen door de man. De vrouw heeft een zeer negatief beeld van de man en zij vreest dat de man door de erkenning invloed krijgt op haar leven met de kinderen. Hierdoor ervaart de vrouw veel stress, angst en verdriet. Daarbij heeft de man nooit een rol gespeeld in het leven van de kinderen en wil de vrouw ook niet dat dit nu verandert.
3.5.
Volgens de rechtbank zal de band tussen de kinderen en de vrouw echter niet veranderen door enkel de erkenning. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming zijn het daarmee eens. Enkel door de erkenning zal de man geen (fysieke) rol spelen in het leven van de vrouw en de kinderen. Hierdoor wordt alleen de juridische werkelijkheid in overeenstemming gebracht met de biologische werkelijkheid, door de man te vermelden op de geboorteakte van de kinderen als hun vader. De rechtbank vindt het belangrijk dat in officiële papieren staat wie de vader is van de kinderen, zodat niemand daarover later kan twijfelen. Enkel door de erkenning krijgt de man geen zeggenschap over de kinderen. De vrouw blijft alleen belast met het gezag en zal de belangrijke beslissingen voor de kinderen blijven nemen. Door de erkenning zal de geslachtsnaam van de kinderen ook niet veranderen.
3.6.
De rechtbank heeft een beslissing genomen over de vervangende toestemming voor de erkenning. Reden waarom zij de bijzondere curator ontslaat van haar taken.
Omgangsregeling
Ontvankelijkheid
3.7.
De man heeft voor het laatst in 2018 contact gehad met de kinderen. Het lukte partijen niet om goede afspraken te maken. De vrouw heeft in 2018 in eerste instantie gevraagd aan de rechtbank om een omgangsregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen. De situatie verslechterde daarna, reden waarom de vrouw de rechtbank heeft gevraagd om aan de man de omgang te ontzeggen. De rechtbank heeft dit verzoek op 20 september 2019 toegewezen. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing van de rechtbank. De man heeft het hoger beroep bij het gerechtshof ingetrokken op 10 september 2020. De vrouw stelt dat, nu er nog geen jaar is verstreken sinds de beslissing van de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan, de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek. Er is meer dan een jaar verstreken sinds de beslissing van de rechtbank dat aan de man de omgang is ontzegd. De man heeft de kinderen reeds drie jaar niet gezien en het is in het belang van de kinderen dat de rechtbank na zo’n lange periode opnieuw een oordeel kan geven over de omgangsregeling.
Oordeel
3.9.
De rechtbank zal nu nog geen beslissing over de omgangsregeling nemen, maar de beslissing nog
zes maandenuitstellen. De reden daarvoor is dat voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk is welke beslissing in het belang van de kinderen is en wat de gevolgen zijn van de beslissing voor de kinderen.
3.10.
Partijen verschillen van mening over hoe de omgangsregeling in het verleden is geweest. De vrouw vond het na het eindigen van de relatie belangrijk dat de kinderen regelmatig contact hadden met de man. Echter, hij kwam regelmatig ’s nachts langs en het lukte niet om afspraken te maken. De man was niet bereikbaar voor de vrouw. Daarbij zou de man zich in het criminele milieu begeven. De vrouw denkt dat het niet veilig is als de kinderen naar de man gaan. De man wil dat er duidelijke afspraken worden vastgelegd over de kinderen waar partijen zich aan moeten houden. De rechtbank heeft de man gevraagd wat er in de afgelopen jaren heeft gespeeld waardoor hij het contact met de kinderen is verloren. De man heeft verteld dat hij op zoek was naar zichzelf, maar wilde hier verder niet over uitweiden.
3.11.
Voor de rechtbank en de Raad is onduidelijk hoe de situatie van de man is geweest en hoe zijn huidige situatie is. Ondanks de vragen die daarover zijn gesteld, heeft de man hier geen helderheid over willen verschaffen. Ook is niet duidelijk of de man zich in het criminele circuit begeeft. De enkele stelling van de man dat hij nu stabiel is en in staat is om omgang te hebben met zijn kinderen, is onvoldoende om een omgangsregeling vast te kunnen stellen. Er hangt veel mist om de man heen. Daarbij hebben de kinderen de man drie jaar niet gezien en zal een eventueel contactherstel zorgvuldig moeten worden opgebouwd. De Raad heeft aangeboden om een onderzoek te doen om te kunnen beoordelen of het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en de kinderen in hun belang is.
3.12.
De rechtbank zal de Raad vragen om onderzoek te doen naar de omgangsregeling. De rechtbank wil graag
binnen zes maandenhet advies van de Raad ontvangen. Er is te veel onduidelijkheid over de situatie van de man en daardoor kan niet worden vastgesteld of de kinderen veilig zijn bij hem. Het is belangrijk dat de man openheid van zaken gaat geven, zonder deze openheid zal het niet mogelijk zijn om vast te stellen of het in het belang van de kinderen is dat zij contact hebben met hun vader. Na ontvangst van het Raadsrapport zal de rechtbank de advocaten van partijen in de gelegenheid stellen om schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport.
3.13.
De rechtbank vraagt de Raad om te onderzoeken:
- of er bezwaren zijn tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en de kinderen, en zo nee, welke omgangsregeling het meest in het belang van de kinderen is.
3.14.
Omdat de rechtbank geen zicht heeft op de huidige situatie van de man, wordt er in de tussentijd geen voorlopige omgangsregeling vastgesteld.
Kinderalimentatie
3.15.
De man heeft de kinderalimentatie niet betaald vanaf 28 mei 2018. De rechtbank zal beslissen dat de man een bedrag van € 170,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen, vanaf 28 mei 2018. Dit betekent dat een deel van het verzoek van de man wordt afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De reden voor de wijziging
3.16.
De rechtbank kan de kinderalimentatie opnieuw vaststellen als deze nooit goed is berekend omdat de rechtbank eerder is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. [2] Daarvan is hier sprake, want bij de vaststelling van de kinderalimentatie waren er geen inkomensgegevens bekend van de man.
De ingangsdatum
3.17.
Voordat de rechtbank opnieuw kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechtbank eerst beslissen vanaf welk moment de nieuwe kinderalimentatie gaat gelden. De rechtbank vindt dat de man de kinderalimentatie vanaf 28 mei 2018 moet betalen, omdat hij vanaf dat moment bekend had kunnen zijn met zijn onderhoudsverplichting. Dat de man stelt dat hij hier niet bekend mee was, is in het licht van de betwisting door de vrouw, niet aannemelijk. De man heeft ter zitting verklaard dat hij in die periode over geld beschikte. Het is een keuze om dan geen onderhoudsbijdrage te betalen ten behoeve van de kinderen. Echter, dit ontslaat de man niet van deze verplichting, reden waarom de rechtbank 28 mei 2018 als ingangsdatum aanhoudt.
De behoefte van de kinderen
3.18.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt ook wel de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De rechtbank stelt de behoefte van de kinderen in 2016 vast op een bedrag van € 250,- per kind per maand.
3.19.
De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen. Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij kunnen uitgeven aan hun kinderen. De vrouw heeft gesteld dat de man tijdens de relatie inkomen had. Uit de belastingaangiftes van de man volgt dat hij ten tijde van de relatie niet of nauwelijks inkomen had. Echter, ter zitting heeft de man verklaard dat hij in 2015/2016 een omzet heeft gehad van € 73.500,-. Dit geld heeft hij gebruikt om gedurende ongeveer drie jaren in zijn eigen onderhoud te voorzien. De man heeft de hoogte van de gestelde behoefte door de vrouw van € 250,- per maand per kind betwist, maar nagelaten om inzicht te geven in de hoogte van zijn inkomen tijdens de relatie van partijen. Gezien de beperkte informatie van de man over de hoogte van zijn inkomen volgt de rechtbank de vrouw in haar stelling dat de behoefte van de kinderen in 2016 € 250,- per maand per kind was. Dat is geïndexeerd naar 2018 € 259,- per maand per kind.
De draagkracht van beide ouders
3.20.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt ook wel de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd.
De draagkracht van de man
3.21.
De draagkracht van de man berekent de rechtbank op € 340,- per maand. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.22.
Voor het bepalen van de draagkracht kijkt de rechtbank eerst naar het inkomen van de man. Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van een geschat inkomen. Tijdens de zitting heeft de man verteld dat hij € 73.500,- tot zijn beschikking had en dat hij daar gedurende drie jaren van heeft geleefd. Deze inkomsten had de man gegenereerd met een eigen onderneming. Deze onderneming moest de man staken in 2016, omdat hij, zonder dat hij dit wist, was uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Over dit bedrag zou de man geen belasting hebben betaald, zodat dat ook niet terug komt uit de gegevens van de belastingdienst.
De man heeft nu wederom een onderneming. De rechtbank stelt vast dat de man bepaalde inkomsten heeft gehad, maar de omvang is onduidelijk. De man heeft onvoldoende inzicht gegeven in de hoogte van zijn inkomen in het verleden en in het heden. De ingediende belastingaangiftes corresponderen niet met de uitlatingen van de man op zitting. Volgens de man heeft zijn boekhouder fouten gemaakt, waardoor de belastingaangiftes niet kloppen. De man heeft ook geen duidelijkheid kunnen creëren over zijn huidige inkomenspositie. Het is niet duidelijk waar hij van leeft en hoe hoog zijn inkomen is vanaf 2018. Omdat de man ter zitting heeft verklaard dat hij ongeveer drie jaren heeft geleefd van € 73.500,-, gaat de rechtbank uit van een geschat inkomen van € 25.000,- bruto per jaar als zelfstandig ondernemer. De rechtbank gaat er bij gebrek aan informatie ook vanuit dat de man dit inkomen nu nog steeds kan verwerven en kent hem een verdiencapaciteit toe van € 25.000,- bruto per jaar.
3.23.
De rechtbank heeft berekend dat de man met dit inkomen € 2.007,- netto per maand te besteden heeft. Die berekening is in de bijlage van deze beschikking opgenomen.
3.24.
Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen.
Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’ die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. In die formule wordt ervan uitgegaan dat iemand 30% van zijn netto besteedbaar inkomen aan woonlasten mag uitgeven. Dat komt hier neer op (30% van 2007 =) € 602,- per maand. Daarnaast wordt rekening gehouden met een minimumbedrag voor overige vaste lasten in 2018 van € 920,- per maand.
Van het netto besteedbaar inkomen van de man blijft dan een bedrag van (2007 -/- 920 -/- 602 =) € 485,- over. Daarvan is volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, dus € 340,- per maand. De overige 30% mag de man vrij besteden (de ‘vrije ruimte’).
De draagkracht van de vrouw
3.25.
De draagkracht van de vrouw stelt de rechtbank vast op € 271,- per maand. Dit is niet in geschil tussen partijen.
De verdeling van de kosten
3.26.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt ook wel de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
Zoals hiervoor is berekend, heeft de man een draagkracht van € 340,- per maand en de vrouw een draagkracht van € 271,- per maand. Echter, de vrouw moet haar draagkracht over vier kinderen verdelen. Zij heeft onbetwist gesteld dat zij € 135,50 per maand beschikbaar heeft voor de kinderen van partijen. Samen hebben ze dus een draagkracht van € 475,50 per maand, terwijl de kosten van de kinderen € 518,- per maand zijn. De ouders komen dus samen een bedrag van € 42,50,- per maand tekort. Zij zullen daarom ieder hun volledige draagkracht moeten gebruiken. Dat betekent dat de man met € 340,- per maand moet bijdragen in de kosten van de kinderen.
3.27.
Tot slot krijgt normaal gesproken de ouder die kinderalimentatie moet betalen een korting op die alimentatie, omdat die ouder al een deel van de kosten betaalt op het moment dat het kind bij hem/haar verblijft. Dit wordt ook wel de ‘zorgkorting’ genoemd. De man heeft geen contact met de kinderen en maakt geen kosten. Reden waarom de rechtbank geen rekening houdt met een zorgkorting. Dat betekent dat de man € 170,- per maand per kind moet betalen aan de vrouw als kinderalimentatie.
De alimentatie moet vooruit worden betaald
3.28.
De rechtbank zal beslissen dat de man de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand moet betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.29.
De man heeft verzocht om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen kan worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen ten aanzien van de toestemming voor de erkenning. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de geboorteakte namelijk pas aanpassen (door een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte) wanneer de beslissing onherroepelijk is.
3.30.
De beslissing is wel uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van het gelaste onderzoek door de Raad en de beslissing over de kinderalimentatie. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals die was vastgelegd in de beschikking van 28 maart 2019 van deze rechtbank met zaaknummer C/16/460668 / FL RK 18-1086, en bepaalt dat deze kinderalimentatie vanaf 28 mei 2018 € 170,- per kind per maand bedraagt;
4.2.
beslist dat de man vanaf vandaag deze alimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
verleent aan
[verzoeker], geboren op [geboortedatum 3] 1985 in [geboorteplaats] ,
toestemming om te erkennen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] .
4.5.
ontslaat de bijzondere curator mevrouw S.G.B.M. Schönhage van haar taken;
4.6.
houdt de (verdere) beslissing over de omgangsregeling
zes maandenaan, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek, waarbij de advocaten na ontvangst van het Raadsrapport in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport;
4.7.
verzoekt de Raad om te onderzoeken:
- of er bezwaren zijn tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en de kinderen, en zo nee, welke omgangsregeling het meest in het belang van de kinderen is;
Dit is de beslissing van kinderrechter mr. M.E.A. Braeken, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. van Meurs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1: 204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 1:401 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek