ECLI:NL:RBMNE:2021:427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
16/659586-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld tegen politieambtenaren en een dienstfiets

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 maart 2018 in Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere politieambtenaren en een dienstfiets van de politie. De verdachte, na een avond uit, bemoeide zich op agressieve wijze met een gesprek tussen een politieambtenaar en de partner van zijn broer, wat leidde tot een geweldsexplosie. De broer van de verdachte sloeg een politieambtenaar en hield haar in een wurggreep, terwijl de verdachte andere politieambtenaren op de grond duwde, schopte en sloeg, waardoor zij belemmerd werden om hun collega te bevrijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld in vereniging en legde een taakstraf van 240 uur op, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf, vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral omdat het geweld gericht was tegen politieambtenaren die hun werk deden. De verdachte had geen eerdere strafblad en toonde berouw, wat in zijn voordeel werd meegewogen. De rechtbank benadrukte dat het geweld niet alleen de politieambtenaren, maar ook de omstanders in gevaar bracht en de maatschappelijke veiligheid ondermijnde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659586-18
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2021.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 maart 2018 te Amersfoort samen met een of meer anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere politieambtenaren en een dienstfiets van de politie.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de geweldshandelingen gepleegd tegen politieambtenaar [politieambtenaar 1] door de broer van verdachte, omdat deze geweldshandeling los moet worden gezien van de openlijk geweldpleging en dit verdachte daarom niet kan worden aangerekend. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 10 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen de politieambtenaren [politieambtenaar 1] , [politieambtenaar 2] , [politieambtenaar 3] en [politieambtenaar 4] en tegen een dienstfiets van de politie.
Anders dan de raadsvrouw en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde geweldshandelingen gepleegd tegen politieambtenaar [politieambtenaar 1] door de broer van verdachte, ook verdachte kunnen worden aangerekend.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en zijn broer zich met agressie tegen de aanwezige politieambtenaren hebben gericht. Politieambtenaar [politieambtenaar 1] belandde met de broer van verdachte op de grond. Zij verloor daardoor even haar bewustzijn. De broer van verdachte lag bovenop haar en had haar vast in een nekklem.. Op dat moment schopt en slaat verdachte wild om zich heen in de richting van de verschillende verbalisanten. Hierdoor worden de verbalisanten belemmerd om verbalisant [politieambtenaar 1] uit de greep van de broer van verdachte te bevrijden.
Duidelijk is dat het geweld tegen [politieambtenaar 1] met name op het conto van de broer van verdachte komt. Dat verdachte zelf geen geweldshandelingen heeft verricht tegen [politieambtenaar 1] staat echter aan een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging ten aanzien van dat onderdeel niet in de weg. Door het gepleegde geweld van verdachte jegens de andere aanwezige politieambtenaren, terwijl zijn broer het geweld op [politieambtenaar 1] uitoefent, heeft verdachte immers een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet wist dat zijn broer bovenop [politieambtenaar 1] lag en haar in een nekklem hield, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
De rechtbank merkt verder op dat de stelling van de raadsvrouw dat het geweld jegens [politieambtenaar 1] geen onderdeel uitmaakt van de openlijke geweldpleging, omdat dit in de zaak van de broer van verdachte niet is opgenomen als onderdeel van de openlijk geweldpleging onjuist is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 maart 2018 te Amersfoort openlijk, te weten, op of nabij de openbare weg de Nieuweweg en de Krommestraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen en een goed te weten de politieambtenaren
a. - [politieambtenaar 1] en
b. - [politieambtenaar 2] en
c. - [politieambtenaar 3] en
d. - [politieambtenaar 4] en
e. - een dienstfiets van de politie
door
1. te slaan op/tegen het hoofd van die [politieambtenaar 1] en boven op die (op de grond liggende) [politieambtenaar 1] te gaan zitten en te blijven zitten en het houden van de arm om de hals en de nek van die op de grond liggende [politieambtenaar 1] en te drukken op de hals en de nek en keel van die [politieambtenaar 1] en
2. te duwen en te slaan en te schoppen tegen die [politieambtenaar 2] en die [politieambtenaar 3] en die [politieambtenaar 4] en
3. slaande bewegingen te maken in de richting van die [politieambtenaar 2] en
4. die [politieambtenaar 2] en die [politieambtenaar 3] op de grond te gooien en/of te duwen
5. te gooien met die dienstfiets;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf van 240 uur, waarvan 90 uur voorwaardelijk, op te leggen en daarbij een proeftijd van een jaar te gelasten. De raadsvrouw voert daartoe aan dat de officier van justitie bij zijn eis onvoldoende rekening heeft gehouden met de positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de schending van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, na een avond uit in het centrum van Amersfoort, ernstig misdragen tegenover politieambtenaren. Nadat verdachte zich op agressieve wijze bemoeide met het gesprek dat politieambtenaar [politieambtenaar 2] op rustige en professionele wijze voerde met de partner van zijn broer, ontstond een geweldsexplosie tegen de aanwezige politieambtenaren. Politieambtenaar [politieambtenaar 1] is tegen haar hoofd geslagen en door de broer van verdachte in een wurggreep vastgehouden op de grond terwijl hij bovenop haar lag, als gevolg waarvan zij even haar bewustzijn verloor en nadien angstige momenten heeft moeten doorstaan. Verdachte heeft de aanwezige politieambtenaren op de grond geduwd, geschopt en geslagen, waardoor zij werden belemmerd om hun collega uit de greep van de broer van verdachte te bevrijden.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun dienst, terwijl de werkzaamheden van de politieambtenaren er juist op gericht zijn om de veiligheid in de maatschappij te waarborgen. Uit verschillende verklaringen van de politieambtenaren blijkt dat zij gedurende hun (soms al lange) carrière niet eerder zijn geconfronteerd met zulk heftig geweld gericht tegen hen. .
Tot slot zijn ook de aanwezige omstanders ongewild met het gewelddadige gedrag van verdachte geconfronteerd, waardoor algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokken politieambtenaren, maar ook blijk gegeven het gezag van de politie geenszins te respecteren. Een politieambtenaar, werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, verdient in het bijzonder bescherming tegen agressieve en gewelddadige bejegening. Dit heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte meegewogen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 december 2020. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies, opgemaakt op 19
november 2020 door S. Dijkslag. Uit dit advies volgt dat verdachte al op jonge leeftijd is
begonnen met het drinken van alcohol, mede als vlucht voor zijn problematische
thuissituatie. Dat hij door dit alcoholgebruik in een situatie is beland waar hij zijn emoties
niet kon beheersen en slachtoffers heeft gemaakt, ziet verdachte als een dieptepunt.
Verdachte besloot kort na zijn aanhouding zijn leven rigoureus te veranderen. In de
afgelopen jaren heeft hij zich vrijwillig laten opnemen in een afkickkliniek en is hij in een
safehouse gaan wonen. Op dit moment woont verdachte zelfstandig, waarbij hij er bewust
voor heeft gekozen om niet terug te gaan naar zijn voormalige woonplaats Bunschoten.
Verdachte volgt een opleiding, heeft een betaalde baan in de zorg en een relatie. De
referenten uiten zich positief over verdachte. Er zijn op dit moment veel positieve en
beschermende factoren in het leven van verdachte waardoor de reclassering het recidiverisico
inschat als laag en toezicht door de reclassering met bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd
is.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor openlijk geweld met letsel als gevolg uit van een taakstraf van 150 uur. Indien het feit is begaan tegen een politieambtenaar kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Zoals gezegd weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat in onderhavige zaak sprake is van excessief openlijk geweld jegens vier politieambtenaren. Het feit heeft bovendien voor maatschappelijke onrust gezorgd en veel losgemaakt in de samenleving. Dit is voor de rechtbank aanleiding om in strafverhogende zin van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken.
Aan de broer van verdachte is door het hof een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, opgelegd. De rechtbank realiseert zich dat de rol van verdachte wezenlijk anders is geweest dan die van zijn broer en dit vertaalt zich ook in een andere straf. Gelet op het aandeel van verdachte bij de openlijke geweldpleging is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak van verdachte dan ook niet aan de orde is.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij zijn leven na zijn aanhouding een compleet andere wending heeft gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting berouw getoond en voorafgaand aan de zitting een excuusbrief geschreven, hetgeen op de rechtbank ook oprecht overkomt.
De rechtbank vindt een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf, omdat hiermee ook de ernst van het feit voldoende wordt benadrukt. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank gelet op het tijdverloop echter niet meer opportuun. Op 10 maart 2018 is verdachte in verzekering gesteld en als verdachte gehoord en pas op 10 februari 2021 wijst de rechtbank vonnis in de strafzaak van verdachte. De redelijke termijn voor behandeling van de strafzaak is zodoende met 11 maanden overschreden.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uur opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit wordt berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Duker, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 februari 2021.
Mr. M.E. Falkmann is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2018 te Amersfoort openlijk, te weten, op of
nabij de openbare weg de Nieuweweg en/of de Krommestraat, in elk geval op of
aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats ,in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en) en/of een
goed te weten de politieambtenaren
a. - [politieambtenaar 1] en/of
b. - [politieambtenaar 2] en/of
c. - [politieambtenaar 3] en/of
d. - [politieambtenaar 4] en/of
e. - een dienstfiets van de politie
door
1. te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [politieambtenaar 1] en/of die [politieambtenaar 1] op de grond te duwen en/of gooien en/of boven op die (op de grond liggende) [politieambtenaar 1] te gaan zitten en/of te blijven zitten en/of het houden van de arm om de hals en/of de nek van die op de grond liggende [politieambtenaar 1] en/of te drukken op/tegen de hals en/of de nek en/of keel van die [politieambtenaar 1] , althans het met de arm kracht uit te oefenen op die hals en/of nek en/of keel van die [politieambtenaar 1] en/of
2. te duwen en/of te slaan en/of te stompen en/of te schoppen tegen die [politieambtenaar 2] en/of die [politieambtenaar 3] en/of die [politieambtenaar 4] en/of
3. slaande bewegingen te maken in de richting van die [politieambtenaar 2] en/of die [politieambtenaar 3] en/of die [politieambtenaar 4] en/of
4. die [politieambtenaar 2] en/of die [politieambtenaar 3] en/of die [politieambtenaar 4] op de grond te gooien en/of te duwen en/of
5. te gooien met die dienstfiets;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht