8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, na een avond uit in het centrum van Amersfoort, ernstig misdragen tegenover politieambtenaren. Nadat verdachte zich op agressieve wijze bemoeide met het gesprek dat politieambtenaar [politieambtenaar 2] op rustige en professionele wijze voerde met de partner van zijn broer, ontstond een geweldsexplosie tegen de aanwezige politieambtenaren. Politieambtenaar [politieambtenaar 1] is tegen haar hoofd geslagen en door de broer van verdachte in een wurggreep vastgehouden op de grond terwijl hij bovenop haar lag, als gevolg waarvan zij even haar bewustzijn verloor en nadien angstige momenten heeft moeten doorstaan. Verdachte heeft de aanwezige politieambtenaren op de grond geduwd, geschopt en geslagen, waardoor zij werden belemmerd om hun collega uit de greep van de broer van verdachte te bevrijden.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun dienst, terwijl de werkzaamheden van de politieambtenaren er juist op gericht zijn om de veiligheid in de maatschappij te waarborgen. Uit verschillende verklaringen van de politieambtenaren blijkt dat zij gedurende hun (soms al lange) carrière niet eerder zijn geconfronteerd met zulk heftig geweld gericht tegen hen. .
Tot slot zijn ook de aanwezige omstanders ongewild met het gewelddadige gedrag van verdachte geconfronteerd, waardoor algemene gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden versterkt.
Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokken politieambtenaren, maar ook blijk gegeven het gezag van de politie geenszins te respecteren. Een politieambtenaar, werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, verdient in het bijzonder bescherming tegen agressieve en gewelddadige bejegening. Dit heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte meegewogen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 december 2020. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies, opgemaakt op 19
november 2020 door S. Dijkslag. Uit dit advies volgt dat verdachte al op jonge leeftijd is
begonnen met het drinken van alcohol, mede als vlucht voor zijn problematische
thuissituatie. Dat hij door dit alcoholgebruik in een situatie is beland waar hij zijn emoties
niet kon beheersen en slachtoffers heeft gemaakt, ziet verdachte als een dieptepunt.
Verdachte besloot kort na zijn aanhouding zijn leven rigoureus te veranderen. In de
afgelopen jaren heeft hij zich vrijwillig laten opnemen in een afkickkliniek en is hij in een
safehouse gaan wonen. Op dit moment woont verdachte zelfstandig, waarbij hij er bewust
voor heeft gekozen om niet terug te gaan naar zijn voormalige woonplaats Bunschoten.
Verdachte volgt een opleiding, heeft een betaalde baan in de zorg en een relatie. De
referenten uiten zich positief over verdachte. Er zijn op dit moment veel positieve en
beschermende factoren in het leven van verdachte waardoor de reclassering het recidiverisico
inschat als laag en toezicht door de reclassering met bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd
is.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor openlijk geweld met letsel als gevolg uit van een taakstraf van 150 uur. Indien het feit is begaan tegen een politieambtenaar kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%.
Zoals gezegd weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat in onderhavige zaak sprake is van excessief openlijk geweld jegens vier politieambtenaren. Het feit heeft bovendien voor maatschappelijke onrust gezorgd en veel losgemaakt in de samenleving. Dit is voor de rechtbank aanleiding om in strafverhogende zin van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken.
Aan de broer van verdachte is door het hof een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, opgelegd. De rechtbank realiseert zich dat de rol van verdachte wezenlijk anders is geweest dan die van zijn broer en dit vertaalt zich ook in een andere straf. Gelet op het aandeel van verdachte bij de openlijke geweldpleging is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de zaak van verdachte dan ook niet aan de orde is.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij zijn leven na zijn aanhouding een compleet andere wending heeft gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting berouw getoond en voorafgaand aan de zitting een excuusbrief geschreven, hetgeen op de rechtbank ook oprecht overkomt.
De rechtbank vindt een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf, omdat hiermee ook de ernst van het feit voldoende wordt benadrukt. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank gelet op het tijdverloop echter niet meer opportuun. Op 10 maart 2018 is verdachte in verzekering gesteld en als verdachte gehoord en pas op 10 februari 2021 wijst de rechtbank vonnis in de strafzaak van verdachte. De redelijke termijn voor behandeling van de strafzaak is zodoende met 11 maanden overschreden.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uur opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit wordt berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.