ECLI:NL:RBMNE:2021:4247
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken op grond van de AVG met betrekking tot verwerking van persoonsgegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en verweerder, het Bureau Financieel Toezicht. Eiseres had op 29 juli 2020 een verzoek ingediend om een datalek te melden en om de verwerking van haar persoonsgegevens te staken. Dit verzoek volgde op de verzending van een e-mail door verweerder aan medewerkers van het ministerie van Justitie en Veiligheid en een journalist van Het Financieele Dagblad, waarin informatie over een tuchtklacht tegen eiseres was gedeeld.
Verweerder heeft in zijn bestreden besluit van 2 november 2020 het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar het verzoek om verwijdering van persoonsgegevens afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 april 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat verweerder onrechtmatig had gehandeld door de e-mail van 20 december 2019 te verzenden. De rechtbank heeft zich vervolgens gebogen over de vraag of zij als bestuursrechter een oordeel kon geven over de rechtmatigheid van deze verzending.
De rechtbank concludeert dat verweerder de verzoeken van eiseres terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de verwerking van persoonsgegevens niet meer kan worden gestaakt, omdat het gaat om een eenmalige verzending van een e-mail. Het recht van bezwaar is niet van toepassing, omdat dit zich richt op doorlopende verwerkingen. Ook het verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens bij derde ontvangers is niet aan de orde, omdat dit niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder valt. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en stelt dat zij in een civiele procedure de onrechtmatigheid van de verzending van de e-mail kan aanvechten.