ECLI:NL:RBMNE:2021:4244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
20/1378-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit op bezwaar van de gemeente Utrecht

Op 26 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 2 april 2020 was genomen. In een eerdere uitspraak van 6 mei 2021 had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er een zitting was gehouden. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld zonder hem te horen.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder een zitting. De beoordeling was beperkt tot de vraag of de argumenten van de opposant voldoende twijfel opriepen over de eerdere uitspraak. De opposant voerde aan dat er sprake was van rechtmatig verblijf op basis van het Besluit Gelijkstelling Vreemdelingen Participatiewet, en dat de rechtbank dit niet had onderkend in haar eerdere uitspraak.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de argumenten van de opposant inderdaad twijfel opriepen over de eerdere uitspraak. Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 6 mei 2021 vervalt. De zaak zal nu verder worden behandeld op een zitting, waarbij de rechtbank benadrukte dat dit nog niet betekent dat de opposant gelijk zal krijgen in zijn beroep. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1378-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 op het verzet

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. S. Karkache).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingediend tegen het besluit op bezwaar van 2 april 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: het college).
In de uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om opposant op een zitting te horen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 6 mei 2021 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op een zitting te horen. De rechtbank moet dus beoordelen of door de argumenten van opposant twijfel ontstaat over die eerdere uitkomst. Zo nee, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo ja, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 6 mei 2021 niet juist omdat in artikel 1 lid 1a/b Besluit Gelijkstelling Vreemdelingen Participatiewet (Pw), IOAW en IOAZ (Besluit Gelijkstelling) is bepaald dat voor de toepassing van de Pw met een Nederlander gelijk wordt gesteld de vreemdeling die, na rechtmatig in Nederland verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8 a-e en 1 Vw2000, binnen de termijn van artikel 69, eerste lid, van de Vw2000 bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen de intrekking van de toelating. In het tweede lid van het Besluit Gelijkstelling is bepaald dat deze gelijkstelling eindigt zodra onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist of de uitzetting ingevolge de Vw2000 of op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven. Opposant is van mening dat uit bovenstaande blijkt dat er sprake was van een rechtmatig verblijf en er aanspraak gemaakt kon worden op de compensatie van de ALO-kop.
4. Opposant heeft in zijn verzetschrift uiteengezet waarom volgens hem wel sprake was van een rechtmatig verblijf, onder meer door verwijzing naar het Besluit Gelijkstelling. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 mei 2021 niet onderkend of er op grond hiervan sprake kan zijn van een geldige verblijfstitel. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, afgedaan had mogen worden. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 6 mei 2021 vervalt. De zaak wordt nu verder behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog worden beoordeeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is op 26 augustus 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing zal door publicatie op rechtspraak.nl openbaar worden gemaakt.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.