Op 26 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 2 april 2020 was genomen. In een eerdere uitspraak van 6 mei 2021 had de rechtbank het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er een zitting was gehouden. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld zonder hem te horen.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder een zitting. De beoordeling was beperkt tot de vraag of de argumenten van de opposant voldoende twijfel opriepen over de eerdere uitspraak. De opposant voerde aan dat er sprake was van rechtmatig verblijf op basis van het Besluit Gelijkstelling Vreemdelingen Participatiewet, en dat de rechtbank dit niet had onderkend in haar eerdere uitspraak.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat de argumenten van de opposant inderdaad twijfel opriepen over de eerdere uitspraak. Daarom verklaarde de rechtbank het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 6 mei 2021 vervalt. De zaak zal nu verder worden behandeld op een zitting, waarbij de rechtbank benadrukte dat dit nog niet betekent dat de opposant gelijk zal krijgen in zijn beroep. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.