ECLI:NL:RBMNE:2021:4193
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan na gegronde uitspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde D.E. van 't Hof, had beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. De zaak betreft een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat door verweerder deels was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 22 december 2020, waarin het beroep van eiser gegrond werd verklaard, was verweerder verplicht om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Eiser stelde echter beroep in omdat verweerder deze termijn niet had nageleefd.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat verweerder te laat heeft beslist op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien verweerder niet binnen de gestelde termijn had beslist.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.