ECLI:NL:RBMNE:2021:4187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/510858 / HL ZA 20-313
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder en schadevergoeding tussen buren na explosie en geluidsoverlast

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben twee buren, aangeduid als [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde], een geschil over onrechtmatige hinder en schadevergoeding. De eiseres stelt dat zij hinder heeft ondervonden van de gedaagde, die verantwoordelijk zou zijn voor geluidsoverlast en vernielingen aan haar eigendommen. De procedure begon met een tussenvonnis op 24 februari 2021 en een mondelinge behandeling op 29 april 2021. De eiseres vorderde onder andere een contact- en locatieverbod, alsook schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, waaronder schade aan haar vijver en bestelbus, en gederfd woongenot na een explosie die haar schuur beschadigde.

De gedaagde heeft de beschuldigingen van geluidsoverlast en vernielingen betwist en stelde een tegenvordering in voor schade aan zijn voordeur, die door de eiseres zou zijn veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onrechtmatige hinder heeft veroorzaakt, onderbouwd door meerdere incidenten van geluidsoverlast en vernielingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres tot schadevergoeding grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet voldoende waren onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 43.261,00, terwijl de eiseres in reconventie werd veroordeeld tot betaling van € 696,50 voor de schade aan de voordeur van de gedaagde.

De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de schadevergoedingen toegewezen en de proceskosten aan beide partijen vergoed. Dit vonnis is uitgesproken op 1 september 2021 door mr. F.C. Burgers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/510858 / HL ZA 20-313
Vonnis van 1 september 2021
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. K. Dirlik te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.E. Beukers te Bussum.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 februari 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 april 2021
  • de akte van [gedaagde] , met productie,
  • de antwoordakte van [eiseres sub 1] c.s.. met productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] waren buren. [eiseres sub 1] c.s. stelt hinder te hebben ondervonden van [gedaagde] . Gedurende de procedure, naar aanleiding van een incident waarbij een explosief is ontploft aan de achterzijde van de schuur van [eiseres sub 1] c.s., is [eiseres sub 1] c.s. verhuisd. Deze wijziging in omstandigheden is aanleiding geweest voor een eiswijziging. [eiseres sub 1] c.s. vordert, zakelijk weergegeven, een contact- locatie- en perceelverbod en een verbod om eigendommen te beschadigen of vernielen, dit alles op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert zij vergoeding van schade inzake:
  • vernielde eigendommen,
  • vernielde schuur,
  • materiële en immateriële schade door gedwongen verhuizing (gederfd woongenot en gederfde inkomsten verkoop),
één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Wat hem betreft zijn de beschuldigingen van geluidsoverlast overdreven. Hij betwist dat hij verantwoordelijk is voor de vernieling van eigendommen en de explosie. Dat de verkoop van het huis niet tot een optimale prijs heeft geleid is niet aan hem te wijten, maar aan het feit dat de woning onderhands is verkocht, aldus [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] heeft een tegenvordering (eis in reconventie) ingesteld. Na vermindering van eis vordert hij dat [eiseres sub 1] c.s. wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade aan zijn voordeur en aan zijn auto, met veroordeling van [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten.
2.4.
[eiseres sub 1] c.s. erkent dat zij de voordeur van [gedaagde] heeft beschadigd met een brandblusser, en dat zij die schade moet vergoeden, maar zij is het niet eens met de hoogte van het gevorderde bedrag. [eiseres sub 1] c.s. betwist dat zij de auto van [gedaagde] heeft beschadigd.
2.5.
De rechtbank zal de gevorderde (contact- locatie- en perceel)verboden afwijzen. De vorderingen tot schadevergoeding zullen grotendeels worden toegewezen.
De tegenvordering van [gedaagde] inzake de schade aan zijn voordeur zal worden toegewezen; het meer of anders gevorderde niet. Dit samengevatte oordeel wordt hierna per onderdeel toegelicht.

3.De beoordeling

in conventie
Onrechtmatige hinder
3.1.
Strikt genomen heeft [gedaagde] niet (gemotiveerd) betwist dat hij overlast heeft veroorzaakt voor [eiseres sub 1] c.s.. Hij heeft uitgelegd dat hij een jongvolwassen man is die veel waarde hecht aan sociale contacten met zijn vrienden en houdt van gezelligheid, reden waarom hij vaak mensen uitnodigt om bij hem thuis een drankje te doen en bijvoorbeeld muziek te luisteren. [gedaagde] vindt dat de drempel voor [eiseres sub 1] c.s. om te klagen te laag ligt. Dit standpunt van [gedaagde] wordt niet ondersteund door de gebleken feiten en omstandigheden die hierna aan de orde komen.
Geluidsoverlast
3.2.
Ten aanzien van geluidoverlast staan de volgende incidenten en feiten vast:
  • In verband met geluidsoverlast de politie is langsgekomen op 31 december 2019, januari 2020 en 11 januari 2020. De laatste twee keer heeft hij een boete gekregen.
  • Op 13 januari 2020 heeft de politie geluidsapparatuur bij [gedaagde] meegenomen in verband met geluidoverlast.
  • Op 21 januari 2020 gebeurde dat opnieuw.
  • Op 21 februari 2020 heeft de politie opnieuw geluidsoverlast (muziek) geconstateerd.
  • In maart 2020 heeft [gedaagde] een gedragsaanwijzing gekregen van de gemeente [naam gemeente] die inhield: geen overlast veroorzaken, geen mensen uitnodigen na 22.00 uur ’s avonds en een erfverbod en contactverbod met [eiseres sub 1] , op straffe van een dwangsom. Op 8 mei, 9 mei, 30 mei en 23 augustus 2020 is de dwangsom verbeurd in verband met schending van de aanwijzing.
  • Op 15 maart 2020 is de politie meerdere keren langs gekomen in verband met geluidoverlast. Bij één van die keren kwam [gedaagde] naar buiten met een mes in zijn hand (camerabeelden).
  • Op 12 juni 2020 heeft politie opnieuw een geluidsinstallatie in beslag genomen in verband met overlast.
  • Op 3 september 2020 is de dwangsom voor de gedragsaanwijzingen van [gedaagde] verhoogd naar € 2.500,- per constatering.
  • Op 29 maart 2021 heeft het ombudsteam [.] [naam gemeente] verslag gedaan van de situatie aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] - [nummeraanduiding 3] . Daarin staat onder meer
Vloeistof in de vijver
3.3.
Op camerabeelden is te zien hoe in de nacht van 28 maart 2020 (om 02.08.32 uur) iemand in een zwarte sweater met witte opdruk/letters vanuit de tuin van [gedaagde] een vloeistof in de vijver van [eiseres sub 1] c.s. gooit. De vijverrand is daardoor beschadigd, de vissen zijn vergiftigd. Op camerabeelden van enkele uren ervoor, 27 maart 2020 om 23.08 is te zien hoe iemand met een zwarte trui met witte letters de woning van [gedaagde] binnenkomt.
Verplaatsing bestelbus
3.4.
Op 29 juli 2020, tijdens vakantie in het buitenland van [eiseres sub 1] c.s., wilde [gedaagde] werkzaamheden in de tuin verrichten. Aan de achterzijde van de tuin, op de openbare parkeerplaats, stond de bestelbus van [eiseres sub 1] c.s. Op camerabeelden is te zien hoe de door [gedaagde] ingeschakelde werklieden de bestelbus van zijn plaats duwen. Aan de heftige schokkende bewegingen van de bestelbus te zien, en de kracht die nodig is van vier mannen om de bus van zijn plaats te duwen, gaat dat niet gemakkelijk. De rechtbank gaat ervan uit dat de bestelbus niet in zijn vrij stond. Er is schade aan de bestelbus geconstateerd.
Lekke autobanden
3.5.
Op 7 oktober 2020 werd [eiseres sub 1] c.s. door de buurman erop gewezen dat er een geluid klonk alsof banden leegliepen. [eiseres sub 1] c.s. constateerde vervolgens dat alle vier de banden van haar auto waren lek gestoken. Camerabeelden van die avond zijn overgelegd. Te zien is dat [gedaagde] om 20.04.01 uur met een mes in zijn rechterhand naar de deur in zijn achtertuin loopt. [gedaagde] en een tweede man komen de achtertuin weer binnen. Om 20.05.00/01 is te zien dat een tweede persoon een mes in zijn rechterhand heeft.
Explosie schuur
3.6.
Op maandag 23 november 2020 is een explosief geplaatst en afgegaan, waardoor een deel van de schuur in de achtertuin van [eiseres sub 1] c.s. is vernield. Dit is vastgelegd op een beveiligingscamera en de beelden daarvan zijn overgelegd. Te zien is hoe een persoon met een zwarte jas met capuchon en witte of lichtgekleurde gezichtsbedekking iets vastmaakt aan de hoek van de schuur, waarna een explosie volgt.
Gestelde dreigementen
3.7.
[eiseres sub 1] c.s. stelt dat er ook meerdere keren sprake is geweest van bedreiging, onder andere gericht tegen hun vierjarige dochter (“
ik laat jullie dochter doodrijden”). Hiervan is geen bewijs overgelegd. [gedaagde] zegt daarover dat hij zich niet kan voorstellen dat hij zoiets zou zeggen.
Toetsingskader en beoordeling
3.8.
Artikel 5:37 BW bepaalt: de eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van boek 6 onrechtmatig is aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen (…). Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt of van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval.
3.9.
Naar het oordeel van de rechtbank veroorzaakt [gedaagde] onrechtmatige hinder voor [eiseres sub 1] c.s., zoals naar voren komt uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden. De geluidoverlast is ruim gedocumenteerd. Niet alleen is [gedaagde] een gedragsaanwijzing gegeven, op straffe van een dwangsom, ook is die dwangsom viermaal verbeurd en vervolgens nog verhoogd, omdat [gedaagde] desondanks overlast bleef veroorzaken. Niet alleen gaat het om ernstige geluidoverlast (zoals ook vastgesteld door het ombudsteam [.] [naam gemeente] ), maar ook heeft die overlast ondanks overheidsingrijpen lang voortgeduurd. De aard van de overlast, geluidoverlast in de late avond en de nacht had tot gevolg dat [eiseres sub 1] c.s. met haar gezin in de eigen woning niet verzekerd was van nachtrust. Een structurele aantasting van de nachtrust is een ernstige inbreuk op het woongenot en daarmee een vorm van schade. Naast de geluidoverlast zijn als verdere omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen de beschadigde eigendommen (in het kader van de schadevergoeding wordt daar hierna op ingegaan) en het feit dat [eiseres sub 1] c.s. voor haar eigen veiligheid en die van het gezin vreesde. De gestelde dreigingen neemt de rechtbank daarbij in aanmerking, ook al is daarvan geen concreet bewijs overgelegd. Dat komt omdat [gedaagde] zich heeft beperkt tot het verweer ‘dat hij zich niet kan vorstellen dat hij zoiets zou zeggen’. De rechtbank vindt dat geen adequate betwisting van de gestelde bedreiging; [gedaagde] kan het zich niet voorstellen, maar sluit het kennelijk ook niet uit dat hij dreigementen heeft geuit gericht op de vierjarige dochter van het gezin.
3.10.
Hierna zal worden beoordeeld of de vorderingen die [eiseres sub 1] c.s. heeft ingesteld op grond van de onrechtmatige hinder door [gedaagde] kunnen worden toegewezen.
Gevorderd locatie- contact- en perceelverbod
3.11.
Bij aanvang van deze procedure waren partijen nog buren. Dat is inmiddels niet meer het geval. Toch vordert [eiseres sub 1] c.s. na de verhuizing en de eiswijziging nog dat een contact- en locatieverbod wordt opgelegd, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres sub 1] c.s. dat het [gedaagde] wordt verboden, op straffe van een dwangsom, om eigendommen van haarzelf en van haar ouders te beschadigen en zich op het perceel van [eiseres sub 1] c.s. en van haar ouders te begeven. [eiseres sub 1] c.s. stelt dat daarvoor nog steeds aanleiding bestaat. Zo is [gedaagde] volgens haar na de verhuizing bij de ouders van [eiseres sub 1] verschenen. Ook sluit [eiseres sub 1] c.s. niet uit dat een veroordeling voor [gedaagde] aanleiding zal zijn om in persoon, per telefoon, mail of whatsapp te dreigen of eigendommen te vernielen. Eerder bij de door de gemeente opgelegde gedragsaanwijzing hield [gedaagde] zich er ook niet aan, aldus [eiseres sub 1] c.s.
3.12.
[gedaagde] heeft de gevorderde maatregelen veel te verregaand genoemd en stelt dat de dwangsommen financiële prikkels tot klagen zullen opleveren. Bovendien is de situatie volgens hem inmiddels verbeterd.
3.13.
De rechtbank zal de gevraagde locatie- contact- en perceelverboden afwijzen. Dat is om de volgende reden. Het is ten tijde van de zitting (29 april 2021) gebleken dat sinds de verhuizing ruim vier maanden eerder zich geen incidenten in de overlastsfeer meer hebben voorgedaan. Dat er concrete aanleiding is om [gedaagde] bepaalde gedragingen te verbieden op straffe van een dwangsom nu partijen geen buren meer zijn, is dus niet komen vast te staan. De vrees daarvoor, die [eiseres sub 1] c.s. stelt te hebben is voor het opleggen van de verboden niet voldoende. De situatie dat [gedaagde] is gezien in de buurt van het huis van de ouders van [eiseres sub 1] c.s. wordt door beide partijen verschillend uitgelegd. Feit is dat er op dat moment geen overlast, bedreiging of ander onrechtmatig gedrag is geconstateerd. Bovendien zijn de ouders van [eiseres sub 1] c.s. geen partij in deze procedure en is onvoldoende concreet gemaakt waarom de gevraagde voorzieningen zich moeten uitstrekken tot hun goederen, perceel en omgeving.
3.14.
Voor wat betreft het gevorderde verbod inbreuk te maken op eigendomsrechten van [eiseres sub 1] c.s. geldt dat daarvoor onvoldoende aanleiding bestaat. Vooropgesteld wordt dat het eigendomsrecht door de wet wordt beschermd, en inbreuk daarop gesanctioneerd. Onder omstandigheden kan gerechtvaardigd zijn dat dit recht wordt verstevigd met een last onder dwangsom, maar die omstandigheden doen zich in dit geval niet voor. De geconstateerde beschadigingen van eigendom van [eiseres sub 1] c.s. worden in dit vonnis gecompenseerd. De gevallen zijn niet zodanig talrijk en ook niet van dien aard, dat gevreesd moet worden voor herhaling, nu partijen niet meer naast elkaar wonen. Nu worden er ook twee vorderingen tot schadevergoeding afgewezen omdat aansprakelijkheid daarvoor van [gedaagde] niet is komen vast te staan. Maar ook als dit ten onrechte zou zijn, wordt dat niet opgelost met een last onder dwangsom. Voor verbeurte van een dwangsom moet immers eerst vast staan dat de voorwaarden zijn geschonden.
3.15.
Tot slot weegt mee dat de gevraagde voorzieningen ook een grote mate van lotsverbondenheid van partijen zouden meebrengen, voor onbepaalde duur. Terwijl naar het oordeel van de rechtbank de belangen van beide partijen daarmee niet zijn gediend.
Met andere woorden: het is niet voldoende concreet gemaakt of gebleken dat de gevraagde maatregelen nodig of nuttig zijn.
Schadevergoeding
Vijver, bestelbus, autobanden
3.16.
De rechtbank zal de schadevergoeding voor de vijver toewijzen. Op beeld is te zien dat een persoon die komt uit het huis van [gedaagde] vanuit een fles vloeistof over de schutting in de vijver van [eiseres sub 1] c.s. gooit (zie ook hiervoor, 3.3). De vloeistof heeft de natuurstenen rand van de vijver aangetast, dit is te zien op foto’s die zijn overgelegd. De schade is vervolgens begroot en hersteld door [onderneming 1] . In verband met de beeldkwaliteit is niet te zien of die persoon [gedaagde] is of iemand anders. Wel is te zien dat de persoon een zwarte trui met witte letters draagt. Eerder op de avond is beeld vastgelegd van iemand met zo’n zelfde zwarte trui met witte letters die de voordeur bij [gedaagde] binnen gaat. Deze persoon is beter te zien en [eiseres sub 1] c.s. stelt dat dit [gedaagde] is.
[gedaagde] betwist dat hij dat heeft gedaan en stelt dat bewijs daarvoor ontbreekt. Hij zegt niet te weten wie er te zien is op de video en wijst erop dat hij niet strafrechtelijk is vervolgd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] tegenover de met video opnamen onderbouwde stellingen van [eiseres sub 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. Gelet op wat er te zien is op beeld en wat er aan schade is vastgesteld had het op de weg van [gedaagde] gelegen om meer uit te leggen dan hij heeft gedaan. Een kale, niet toegelichte ontkenning is in deze situatie onvoldoende. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van
€ 2.982,65toewijzen. De omvang van dit schadebedrag heeft [gedaagde] niet (gemotiveerd) betwist.
3.17.
De schadevergoeding in verband met de bestelbus zal worden toegewezen. Op beeld is goed te zien hoe de werklieden die [gedaagde] heeft ingeschakeld met veel kracht de bestelbus van [eiseres sub 1] c.s. verplaatsen (zie hiervoor, 3.4). Dat daarbij schade is ontstaan is niet alleen aannemelijk, het is ook onderbouwd met een factuur. Het verweer, dat de bestelbus in zijn vrij stond en makkelijk opzij kon worden geduwd is aantoonbaar niet juist zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. De aard en omvang van de beschadiging is niet gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van
€ 2.278,35toewijzen.
3.18.
De rechtbank zal de schadevergoeding voor de lek gestoken autobanden afwijzen. [eiseres sub 1] c.s. stelt niet dat [gedaagde] zelf de banden heeft lek gestoken, maar vermoedt, op basis van de camerabeelden van die avond (zie hiervoor, 3.5), dat de bezoeker van [gedaagde] dat heeft gedaan omdat die persoon met een mes in zijn hand kan worden waargenomen. [gedaagde] betwist dat hij iets te maken heeft met de lekke banden.
De beelden leveren geen bewijs op van een verband tussen het mes in de hand van de bezoeker en de lekke banden van [eiseres sub 1] c.s.. Ook is niet vast te stellen dat [gedaagde] kan worden aangesproken voor eventueel door zijn bezoeker toegebrachte schade aan de auto. Dat [gedaagde] het mes aan zijn bezoeker overhandigt, en even later van hem weigert terug te nemen, zoals [eiseres sub 1] c.s. stelt, kan niet als zodanig uit de beelden worden opgemaakt, zodat de rechtbank daarvan niet uitgaat. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Schuur
3.19.
Ten aanzien van de door de explosie beschadigde schuur (zie hiervoor in 3.6) overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn het erover eens dat degene op beeld die het explosief plaatst niet [gedaagde] is. Op welke manier [gedaagde] te relateren is aan de explosie heeft [eiseres sub 1] c.s. niet concreet gemaakt of uitgelegd. [eiseres sub 1] c.s. gaat op grond van wat er allemaal is voorgevallen ervan uit dat deze persoon in opdracht van [gedaagde] heeft gehandeld. Zonder nadere onderbouwing, die niet is gegeven, is dit niet anders te duiden dan als een vermoeden. De vordering tot vergoeding van de schade door de explosie kan niet worden toegewezen op basis van een vermoeden en wordt daarom afgewezen.
Gederfd woongenot en misgelopen verkoopopbrengst
3.20.
[eiseres sub 1] c.s. heeft toegelicht dat direct na de explosie op 23 november 2020 de beslissing is genomen dat zij met hun vierjarige dochter de woning verlieten en daar niet meer wilden wonen. Na ruim twee jaar overlast was dit de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.
Hiervoor heeft de rechtbank toegelicht dat de schade van die explosie niet op [gedaagde] kan worden verhaald. De link tussen [gedaagde] en deze ‘laatste druppel’ kan niet onomstotelijk worden aangenomen. Toch is het naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk dat [eiseres sub 1] c.s. in haast is verhuisd. Gelet op wat er tussen 2018 en 2020 aantoonbaar door [gedaagde] aan overlast en bedreiging is veroorzaakt kan de rechtbank billijken dat [eiseres sub 1] c.s. deze beslissing heeft genomen. En ook als het zo is dat de explosie losstaat van [gedaagde] dan nog doorbreekt dat niet de causaliteit tussen de vastgestelde onrechtmatige hinder en de schade die is opgetreden door de verkoop van de woning met aantekening van de verstoorde relatie met de buurman. Om aan te haken bij het eerder genoemde spreekwoord: ook zonder de laatste druppel door de explosie was de emmer daarvoor vol genoeg. De opgestapelde gevolgen van de overlast waren de directe en enige aanleiding voor de verkoop van de woning. De overlast was bovendien iets dat verplicht moest worden gemeld bij de verkoop. Daarover bestaat geen discussie, althans het volgt ook uit het standpunt van de deskundige die [gedaagde] heeft geraadpleegd. De schade (het verschil in opbrengst met en zonder deze vermelding) is dus direct het gevolg van de aan [gedaagde] toe te rekenen onrechtmatige hinder.
3.21.
Over de hoogte van de vergoeding die [eiseres sub 1] c.s. in dat verband vordert zegt [gedaagde] , samengevat weergegeven, het volgende:
  • Doordat [eiseres sub 1] c.s. de woning onderhands heeft verkocht en niet op de markt heeft gezet, is niet geprobeerd de beste prijs te realiseren. Op de markt had de woning waarschijnlijk meer opgebracht en dat verschil is dus geen aan [gedaagde] toe te rekenen schade.
  • [eiseres sub 1] c.s. heeft een NWWI-taxatie overgelegd, en dat is niet zo geschikt omdat het minder actueel is dan een waardebepaling door een NVM-makelaar.
  • De taxatie is niet betrouwbaar omdat zij niet is uitgevoerd door een bij NVM aangesloten makelaar.
  • De waardevermindering die de taxateur hanteert is niet onderbouwd en zeer subjectief.
Deze argumenten geven niet de doorslag, om de volgende redenen.
3.22.
De rechtbank constateert dat [eiseres sub 1] c.s. de woning heeft laten taxeren door de heer [D] , aangesloten bij [onderneming 2] en – anders dan [gedaagde] stelt – ook aangesloten bij de brancheorganisatie NVM. Hij heeft de woning getaxeerd op € 295.000,-. Daarbij is in aanmerking genomen een waarde afwijking van meer dan 15% van soortgelijke objecten in de directe omgeving. In de toelichting op dit punt staat (zie pagina 7 van het taxatierapport, productie 11 bij akte wijziging eis):
“Er is een groot conflict over onder andere geluidsoverlast en vandalisme met de buurman [straatnaam] nummer [nummeraanduiding 2] (overigens heeft de ander buurman op nummer [nummeraanduiding 1] problemen met die buurman wel minder omdat daar een gang/achterom tussen zit) Dit conflict loopt zo oog op dat de politie meerdere keren langs is geweest en zelfs de burgemeester er bij betrokken is. Dit geeft een grote onzekerheid over de uiteindelijke opbrengst. Een schatting is dat dit circa € 30.000,- tot € 45.000,- kan schelen op de uiteindelijke referentie panden. In die wijk kan een dergelijk huis in deze staat circa € 325.000,- 340.000,- opbrengen.”
Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat de beslissing van [eiseres sub 1] c.s. om de woning met spoed onderhands te verkopen te billijken is, gelet op de situatie waarin zij na aanhoudende onrechtmatige hinder uiteindelijk hun huis zijn ontvlucht. Dat de ernstig verstoorde verhouding met [gedaagde] verplicht moest worden gemeld bij verkoop staat vast ( [gedaagde] en de deskundige die hij heeft geraadpleegd erkennen dat). Bij verkoop via de markt had dat dus telkens aan geïnteresseerde kopers moeten worden gemeld, met voorzienbare gevolgen voor de verkoopprijs.
Nu klopt het dat bij onderhandse verkoop niet wordt verkend wat het huis zou hebben opgeleverd als het op de markt was gezet. De exacte schade kan niet worden vastgesteld en zal daarom worden geschat. Een goed uitgangspunt daarbij in de gegeven omstandigheden is de uitgebreide en onderbouwde taxatie die heeft plaatsgevonden (in plaats van de bij marktverkoop gebruikelijke globale waardebepaling). Dat en waarom de verhouding met [gedaagde] op de verkoopwaarde een drukkend effect heeft, is in de taxatie uitgelegd. Daarmee is de schade die voortvloeit uit de aan [gedaagde] toe te rekenen onrechtmatige hinder adequaat onderbouwd. Overigens wordt dit bevestigd door de inschatting die de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige geeft van de waarde van de woning. De heer [E] zegt daarover:
“Maar op basis van ervaring en kennis en vergelijkingsobjecten per waarde peildatum betwist ik de waardering. Ik heb zorgvuldig gekeken maar als gevolg van het beperkt aantal slaapkamers en beperkte half vrijstaande karakter waardoor dit te beoordelen is als een eindwoning kom ik tot de conclusie dat een taxatiewaarde van € 315.000,- reëel was geweest zonder rekening te houden met een afwaardering vanwege het burenconflict wat zoals reeds toegelicht niet reëel is.”De motivering is dus afwijkend, maar de waardering van beide deskundigen ligt niet zo ver uit elkaar.
Met inachtneming van al het voorgaande zal de rechtbank de schade op dit punt schatten op
€ 35.000,-. Daarbij heeft de rechtbank de helft van het verschil in taxatiewaarde tussen partijen in mindering gebracht op het gevorderde bedrag.
3.23.
Daarnaast heeft [eiseres sub 1] c.s. aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade wegens gederfd woongenot, een bedrag dat mede is gebaseerd op de vluchtkosten die zijn gemaakt om aan de psychische druk van de situatie te ontsnappen. Zowel de verschuldigdheid als de hoogte van deze vordering zijn niet (gemotiveerd) weersproken. Slechts het causaal verband tussen deze schade en de gedragingen van [gedaagde] is weersproken, maar daarvan heeft de rechtbank al uitgelegd waarom het aanwezig is (zie hiervoor in 3.5). De rechtbank zal daarom
€ 3.000,-immateriële schadevergoeding wegens gederfd woongenot toewijzen.
Slotsom in conventie
3.24.
De slotsom in conventie is dat [gedaagde] onrechtmatig hinder heeft toegebracht aan [eiseres sub 1] c.s. Hij zal worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van:
  • Herstel vijver € 2.982,65
  • Herstel bestelbus € 2.278,35
  • Misgelopen opbrengst € 35.000,00
  • Immateriële schade
Totaal: € 43.261,00
3.25.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiseres sub 1] c.s. heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
3.26.
De wettelijke rente over de schadevergoedingsbedragen zal worden toegewezen als gevorderd. Dat wil zeggen voor wat betreft de schade aan de vijver en de bestelbus per de datum van dagvaarding, namelijk 12 oktober 2020 en voor de misgelopen opbrengst en immateriële schade per de roldatum van de akte wijziging eis, te weten 29 april 2021.
3.27.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 102,59
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
2.785,00(2,5 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.824,59
in reconventie
Beschadigde voordeur
3.28.
Op 15 maart 2020 heeft [eiseres sub 1] met een brandblusser op de deur van [gedaagde] geslagen. Daarbij zijn beschadigingen aan de deur, het kozijn en de deurbel van [gedaagde] ontstaan.
[eiseres sub 1] heeft erkend dat zij dat heeft gedaan en dat de deuken die zichtbaar zijn op de overgelegde foto’s daarvan het gevolg zijn. Zij is het niet eens met de begroting van die schade, onder meer omdat [gedaagde] tegen haar gezegd heeft dat hij de schadevordering zo zou opschroeven dat hij er zijn hele huis van kon laten schilderen.
De rechtbank overweegt het volgende. [gedaagde] heeft dat wellicht gezegd (hij heeft niet betwist dat dit zo is), maar er is geen aanleiding om te veronderstellen dat hij dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. De vordering is onderbouwd met een offerte voor herstel en [eiseres sub 1] c.s. heeft niet onderbouwd waarom die offerte niet juist is (bijvoorbeeld door overlegging van een eigen offerte). De rechtbank gaat daarom uit van de offerte van [onderneming 3] en wijst de vordering van
€ 696,50toe.
Beschadigde auto
3.29.
[gedaagde] stelt dat [eiseres sub 1] c.s. verantwoordelijk is voor drie gevallen van schade aan zijn auto in 2020. [gedaagde] heeft niet waargenomen dat de beschadiging is toegebracht door [eiseres sub 1] c.s. Ook heeft hij niet gesteld of toegelicht welke concrete aanwijzingen hiervoor bestaan. Dat betekent dat het gaat om een vermoeden. Op basis van een vermoeden kan deze vordering niet worden toegewezen.
Slotsom in reconventie
3.30.
Slotsom in reconventie is dat de vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 696,50. [eiseres sub 1] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] op basis van het toegewezen bedrag op een bedrag van 478,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 478,00).

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres sub 1] c.s. van een schadevergoeding van € 43.261,00 (drieënveertig duizendtweehonderdéénenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW:
  • over een bedrag van € 5.261,00 met ingang van 12 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
  • over een bedrag van € 38.000,00 met ingang van 29 april 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.824,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.6.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. tot betaling aan [gedaagde] van een schadevergoeding van € 696,50 (zeshonderdzesennegentig euro en vijftig eurocent),
4.7.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 478,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.8.
veroordeelt [eiseres sub 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres sub 1] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op
1 september 2021.