ECLI:NL:RBMNE:2021:4186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21 / 3053
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht, heeft zijn beroepschrift te laat ingediend. Het besluit waartegen hij in beroep ging, was bekendgemaakt op 7 juni 2021, en het beroepschrift had uiterlijk op 19 juli 2021 bij de rechtbank moeten zijn ontvangen. Echter, de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 20 juli 2021, wat te laat was. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de termijn voor het indienen van beroep begint te lopen op de datum van bekendmaking van het besluit, en niet op de verzenddatum zoals eiser had betoogd. Eiser heeft geen geldige reden kunnen aanvoeren voor de te late indiening van zijn beroepschrift. Hierdoor kon de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen en verklaarde zij het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 3053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 7 juni 2021.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 7 juni 2021. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 19 juli 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 20 juli 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft aan eiser op 3 augustus 2021 gevraagd waarom hij zijn beroep buiten de termijn heeft ingediend. Op 17 augustus 2021 heeft eiser hierop gereageerd. Eiser stelt dat hij niet te laat is met het instellen van zijn beroep. Hij verwijst daarbij naar de rechtsmiddelclausule op het besluit, waarin staat dat hij binnen zes weken in beroep kan gaan bij de rechtbank, na de datum van het verzenden van het besluit. Daarmee is hij wel tijdig met het instellen van zijn beroep op 20 juli 2021.
5. De rechtbank is het niet eens met eiser. In de rechtsmiddelclausule staat dat binnen zes weken na de verzenddatum beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank. Dat betekent dat de beroepstermijn begint te lopen op 8 juni 2021. De laatste dag waarop tijdig beroep kon worden ingesteld was op 19 juli 2021. Het beroepschrift is op 20 juli 2021 ontvangen door de rechtbank. Eiser heeft daarnaast geen geldige reden gegeven voor het te laat indienen van zijn beroepschrift. Het beroepschrift is onterecht te laat ingediend.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 26 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.