In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 juli 2021, is het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om het verblijf van de minderjarige [minderjarige] te wijzigen naar de vader afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er te veel onzekerheden en risico's zijn verbonden aan een overplaatsing naar de vader, die fulltime werkt en daardoor niet de benodigde structuur en stabiliteit kan bieden die [minderjarige] nodig heeft. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders, waar hij een positieve ontwikkeling doormaakt. De rechtbank benadrukt dat het belang van [minderjarige] voorop staat en dat zijn huidige situatie bij de pleegouders het beste is voor zijn verdere ontwikkeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld en dat de machtiging tot uithuisplaatsing eerder is verlengd. De GI heeft verzocht om de verblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen en om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Tijdens de zitting zijn de ouders, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest. De pleegmoeder heeft aangegeven dat [minderjarige] zich goed voelt in het pleeggezin en dat hij veel structuur nodig heeft, wat hij daar krijgt. De vader heeft aangegeven dat hij bereid is om de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen, maar de rechtbank twijfelt of hij aan de opvoedvraag van [minderjarige] kan voldoen.
De rechtbank concludeert dat de positieve ontwikkeling van [minderjarige] in het pleeggezin niet in gevaar mag komen en dat de verzoeken van de GI om wijziging van verblijf en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader moeten worden afgewezen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing blijven van kracht tot 21 juli 2022, en het contact met de vader kan blijven bestaan zoals voorheen.