In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 januari 2021, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist behandeld. Eiser had beroep aangetekend tegen een beslissing van de gemeente, maar heeft het griffierecht van € 48,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het betalen van griffierecht een vereiste is om een beroep in behandeling te nemen, zoals vastgelegd in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft eiser op 13 augustus 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet tijdig is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft opgegeven voor deze vertraging, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft besloten om het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.