Overwegingen
4. In deze zaak is aan de orde of verweerder terecht aan vergunninghouder een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk heeft verleend. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanvraag voldoet aan de toetsingscriteria van artikel 35, derde lid, van de planregels. Verder heeft verweerder de belangen van eiser afgewogen tegen de belangen van vergunninghouder.
5. Eiser is het hier niet mee eens en stelt dat hij en de gasten op zijn bungalowpark geuroverlast en overlast van insecten, die het verspreiden van bagger met zich brengt, zullen ondervinden. Zijn belang is door verweerder onvoldoende meegewogen en verweerder had een termijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden aan de vergunning moeten verbinden.
6. Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van toepassing, met de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden’ en ‘Waarde - archeologie 5’.
Op grond van artikel 3.1 van de planregels zijn de voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden (..) ook bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel de daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden (..).
Volgens artikel 35, eerste lid, van de planregels is voor de werkzaamheden ophogen en egaliseren van de gronden met deze bestemmingen een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wabo vereist.
In artikel 35, derde lid, van de planregels is bepaald dat deze omgevingsvergunning alleen kan worden verleend, indien met de genoemde werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden, belangen of functies die het plan beoogt te beschermen en de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden tegemoet kan worden gekomen.
Dat betekent dat verweerder bij al dan niet het verlenen van de vergunning beleidsruimte heeft. De rechtbank toetst of verweerder in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen.
Geuroverlast, overlast door insecten en belangenafweging
7. Eiser voert aan dat niet duidelijk is waar verweerder zijn standpunt op baseert dat de specifieke geur die vrijkomt bij het verspreiden van de bagger slechts van tijdelijke aard is. Dit is immers afhankelijk van de temperatuur. De door de adviescommissie gedane aanbeveling van afronding vóór het zwem- en recreatieseizoen acht eiser onvoldoende.
Daarnaast heeft verweerder geen rekening gehouden met de door eiser gevreesde overlast van insecten.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er na uitvoering van de werkzaamheden sprake zal zijn van hinder, maar dat deze slechts tijdelijk en van korte duur is. Het hele werk zou binnen 4 weken gereed moeten zijn. Vooralsnog heeft verweerder geen aanwijzingen dat deze geur onaanvaardbaar is. Aanvrager heeft in verband daarmee een gewijzigde situatietekening overgelegd, waaruit blijkt dat de baggerspecie niet direct aangrenzend aan de [straat] wordt gestort maar ongeveer 130 meter verder op het perceel.
9. Ter zitting heeft eiser aangevoerd op zich geen bezwaren tegen de verleende vergunning te hebben en te beseffen dat de werkzaamheden enige geurhinder en hinder van insecten met zich meebrengen. Het hem gaat vooral om de periode waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, zodat hij en de gasten op zijn bungalowpark er zo min mogelijk last van hebben. Verweerder heeft toegelicht dat aan de vergunning het voorschrift is verbonden dat de werkzaamheden binnen redelijke termijn moeten worden uitgevoerd. Bij de bepaling van de periode heeft verweerder te maken met meerdere belangen dan alleen die van eiser, zoals de aannemer, andere omwonenden en vergunninghouder. Ook moet rekening worden gehouden met de weersomstandigheden en de drassigheid van het perceel.
10. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat met de werkzaamheden een onaanvaardbare aantasting van de waarden van het perceel zal plaatsvinden en dat verweerder de vergunning niet in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Het verbinden van een voorschrift aan een vergunning is een bevoegdheid van verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bestreden besluit dat verweerder de in aanmerking komende belangen voldoende heeft afgewogen. De belangen van eiser heeft verweerder daarbij betrokken. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank merkt op dat uit de brief van 30 juni 2021 van eiser aan de rechtbank blijkt dat eiser kan instemmen met uitvoering van de werkzaamheden vanaf medio januari 2022, zoals door verweerder voorgesteld.
11. Eiser is van mening dat verweerder ter bescherming van de weidevogels voorschriften aan het besluit had moeten verbinden.
12. Verweerder heeft voor het verlenen van de vergunning advies ingewonnen bij Bureau Natuurzorg (inventarisatie weidevogels locatie baggeropslag/ vooropname flora en fauna). In zijn rapport van 28 april 2020 komt dit bureau tot de conclusie dat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder mitigerende maatregelen en dat de werkzaamheden geen negatieve invloed hebben op beschermde soorten in de omgeving van het plangebied. Er is sprake van tijdelijke werkzaamheden waarbij de eindsituatie uiteindelijk weer overeenkomt met de bestemming. Daardoor vindt er volgens verweerder geen onevenredige aantasting van de natuurwaarden plaats.
13. Gelet op de toelichting door verweerder, en omdat de wettelijke zorgplicht onverkort van toepassing is, kan de rechtbank volgen dat verweerder geen aanleiding heeft gezien voorschriften ter bescherming van de weidevogels aan de vergunning te verbinden.
De beroepsgrond slaagt niet.
14. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het beroep is ongegrond.
15. Eiser stelt zich op het standpunt dat overeenstemming over de periode van uitvoeren van de werkzaamheden al in de bezwaarfase bereikt had kunnen worden, zodat verweerder de proceskosten aan hem dient te vergoeden.
De rechtbank volgt eiser hierin niet omdat het beroep, gelet op de ingediende beroepsgronden, ongegrond is. De rechtbank zal dus geen proceskostenveroordeling uitspreken.