ECLI:NL:RBMNE:2021:4167

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/1055
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van uitkeringen en aflossingscapaciteit in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiser, die in het verleden uitkeringen heeft ontvangen op basis van de Ziektewet en de Werkloosheidswet, beroep aangetekend tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 25 januari 2021 besloten dat eiser maandelijks € 50,- moest afbetalen van de resterende vorderingen, die op dat moment € 5.782,42 bedroegen. Eiser was het niet eens met dit aflossingsbedrag en stelde dat hij door zijn lage inkomen en andere schulden, waaronder bij de zorgverzekering, niet in staat was om dit bedrag af te lossen. Hij ontving zelfs voedselhulp van de voedselbank en ondersteuning van Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland.

De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2021 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het UWV de aflossingscapaciteit correct had berekend op basis van het netto-inkomen van eiser, dat in de maanden september tot en met november 2020 € 997,- per maand bedroeg. De beslagvrije voet was vastgesteld op € 947,- per maand, wat resulteerde in een aflossingscapaciteit van € 50,-. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn netto-inkomen lager was of dat de beslagvrije voet hoger moest zijn.

De rechtbank merkte op dat er een kennelijke fout was in de beslissing op bezwaar, waar alleen over vorderingen op grond van de Werkloosheidswet werd gesproken, terwijl ook vorderingen op basis van de Ziektewet betroffen waren. Deze fout had echter geen gevolgen voor de uitkomst van de beroepszaak. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1. Eiser heeft in het verleden uitkeringen ontvangen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet. Het UWV heeft die uitkeringen deels herzien en teruggevorderd, en boetes aan eiser opgelegd vanwege overtreding van zijn inlichtingenplicht. Het totaalbedrag van de resterende vorderingen was op 25 januari 2021 € 5.782,42.
2. In het besluit van 25 januari 2021 heeft het UWV besloten dat eiser per maand € 50,- moet afbetalen. In de beslissing op bezwaar van 22 februari 2021 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is in beroep gegaan tegen die beslissing op bezwaar.
3. De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot die conclusie is gekomen.
5. Eiser voert aan dat het aflossingsbedrag van € 50,- te hoog is. In het verleden hoefde hij ook steeds niets af te lossen, omdat zijn inkomen te laag was. Daarnaast is hij ook andere schulden aan het afbetalen, waaronder bij de zorgverzekering. Hij heeft geen geld meer over voor afbetalingen aan het UWV. Eiser wijst erop dat hij noodgedwongen voedsel krijgt van de voedselbank en dat hij hulp krijgt van Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland.
6. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser eerder geen aflossingscapaciteit had, maar nu wel. Het inkomen van eiser over de maanden september tot en met november 2020 is beoordeeld. In die maanden was zijn netto-inkomen € 997,- per maand. De beslagvrije voet is € 947,- per maand. Dat betekent dat de aflossingscapaciteit € 50,- is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het UWV de aflossingscapaciteit verkeerd heeft berekend. Eiser heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat zijn netto-inkomen lager is dan € 997,- per maand of dat de beslagvrije voet hoger moet worden vastgesteld dan € 947,-. Dat eiser ook andere schulden heeft, betekent nog niet dat hij zijn schuld bij het UWV niet hoeft af te lossen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank wijst er ten slotte nog op dat in de beslissing op bezwaar ten onrechte alleen wordt gesproken over vorderingen op grond van de Werkloosheidswet, terwijl het totaalbedrag ook vorderingen op grond van de Ziektewet omvat. Dit is op de zitting ook bevestigd door de gemachtigde van het UWV. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een kennelijke fout, die geen gevolgen heeft voor deze beroepszaak.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 augustus 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid
om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit beroepschrift moet u indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.