ECLI:NL:RBMNE:2021:4161

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/16/519385 / HA ZA 21-223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot verwijzing naar andere rechtbank wegens verknochtheid ex art. 220 lid 1 Rv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 september 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiseres in de hoofdzaak, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde in de hoofdzaak, eveneens een besloten vennootschap, voor betaling van facturen voor verhuurd materieel en uitgeleend personeel. De gedaagde heeft erkend dat zij de facturen moet betalen, maar stelt dat zij deze kan verrekenen met haar eigen vordering op een derde partij wegens onbetaald gelaten facturen voor asfaltleveringen.

De gedaagde heeft in het incident verzocht om verwijzing van de hoofdzaak naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat zij van mening is dat de zaken verknocht zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van verknochtheid tussen beide zaken, zoals bedoeld in artikel 220 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken onvoldoende samenhang vertonen en dat een gezamenlijke behandeling niet uit een oogpunt van doelmatigheid geboden is. Bovendien zou een verwijzing leiden tot onredelijke vertraging en extra kosten.

De rechtbank heeft het verzoek van de gedaagde tot verwijzing afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De kosten zijn begroot op € 563,00. Tevens is bepaald dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden en dat de zaak weer op de rol zal komen voor het opgeven van verhinderdata in de periode oktober tot en met december 2021. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Hurenkamp.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/519385 / HA ZA 21-223
Vonnis in incident van 1 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.M. van Cassel-van Zeeland te Houten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.G.T. Bleeker te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering tot verwijzing;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] vordert dat de hoofdzaak wordt verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, om te worden gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/02/3282664 / HA ZA 21/95. [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering tot verwijzing, met veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in de kosten van het incident. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
Artikel 220 lid 1 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat ingeval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, verwijzing naar die andere rechter kan worden gevorderd. Volgens de parlementaire geschiedenis bij dit artikel is de ratio daarvan de bevordering van de doelmatigheid van procedures en het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen. Het komt er op aan of de feitelijke en/of juridische geschilpunten in de ene zaak gelijk zijn aan die in de andere of daarmee zodanig samenhang vertonen dat een gezamenlijke berechting uit een oogpunt van doelmatigheid geboden is en dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Bij de vraag of er verwezen moet worden, moet ook een belangenafweging worden gemaakt tussen de voordelen die een gezamenlijke behandeling met zich mee kan brengen en de nadelen daarvan, waaronder vertraging, extra kosten en reistijd.
2.3.
In de hoofdzaak vordert [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] betaling van haar facturen door [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] voor verhuurd materieel en uitgeleend personeel. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] erkent dat zij de facturen moet betalen, maar stelt zich op het standpunt dat zij die kan verrekenen met haar vordering op [bedrijfsnaam] B.V. wegens onbetaald gelaten facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] voor asfaltleveringen.
2.4.
In de procedure die [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant is gestart, vordert zij betaling van haar openstaande facturen van [bedrijfsnaam] B.V. [bedrijfsnaam] B.V. voert verweer tegen de facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] , omdat het geleverde asfalt ondeugdelijk is en zij daarvoor aansprakelijk is gesteld door haar opdrachtgever. [bedrijfsnaam] B.V. concludeert tot afwijzing van de vordering en stelt voor haar schade een vordering in reconventie in.
2.5.
Volgens [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] zijn de zaken verknocht. [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] en [bedrijfsnaam] B.V. behoren tot hetzelfde concern. [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] heeft met hen gezamenlijk de afspraak gemaakt dat zij hun openstaande vorderingen onderling mogen verrekenen. Daarom kan [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] geen betaling vorderen van haar facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] , omdat [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] die kan verrekenen met de door haar te vorderen facturen van [bedrijfsnaam] B.V.
2.6.
De rechtbank wijst de incidentele vordering tot verwijzing van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] af, omdat geen sprake is van verknochtheid tussen beide zaken als bedoeld in artikel 220 lid 1 Rv.
2.7.
De feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken vertonen onvoldoende samenhang. Of sprake is van aansprakelijkheid voor de openstaande facturen in beide zaken, dient per partij te worden bezien. Weliswaar erkent [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] dat zij aansprakelijk is voor de openstaande facturen van [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] , maar niet gebleken is dat [bedrijfsnaam] B.V. haar aansprakelijkheid ook erkent voor de facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] . Integendeel, [bedrijfsnaam] B.V. voert inhoudelijk verweer tegen de facturen van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] en stelt bovendien een vordering in reconventie in voor de aanvullende schade die zij lijdt. Uit de processtukken van die procedure, zoals overgelegd door [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] , blijkt ook niet dat zich daar dezelfde discussie over onderlinge verrekening voordoet zoals in deze zaak. Er zijn daarom geen aanknopingspunten waarom een gezamenlijke behandeling van beide zaken uit een oogpunt van doelmatigheid geboden is. Ook is niet gebleken van een gevaar voor tegenstrijdige uitspraken. Daarentegen zou een verwijzing met voeging van beide zaken wel tot een onevenredige vertraging en extra kosten kunnen leiden, omdat de geschilpunten in de zaak tussen [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] en [bedrijfsnaam] B.V. omvangrijker voorkomen dan in deze zaak.
2.8.
De rechtbank zal het informele verzoek van [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] om deze procedure aan te houden tot de nog onbekende datum dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant eindvonnis wijst, ook passeren, omdat [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] zich tegen dat verzoek heeft verzet conform haar recht op een voortvarende behandeling zonder onredelijke vertraging.
2.9.
[gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten worden vermeld in het dictum.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak/eiseres in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident] tot op heden begroot op € 563,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden en de zaak weer op de rol zal komen van 15 september 2021 voor het opgeven van verhinderdata in de periode oktober tot en met december 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Hurenkamp en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: