Overwegingen
1. Eiser, geboren op [geboortedatum] , heeft in 2017 voor het laatst gewerkt. Op
8 februari 2020 heeft hij een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, waarbij verweerder aan eiser een Indicatie banenafspraak heeft toegekend. Het arbeidsvermogen is toen niet beoordeeld.
Eiser heeft bezwaar ingesteld tegen het primaire besluit omdat hij meent recht te hebben op een Wajong-uitkering. De verzekeringsarts heeft op 13 oktober 2020 geconcludeerd dat eiser ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste één uur aaneengesloten kan werken. De arbeidsdeskundige heeft op 6 november 2020 gerapporteerd dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Verweerder heeft op 10 november 2011 een voornemen wijziging beslissing aan eiser gestuurd, onder meer inhoudende dat de Wajong-aanvraag wordt afgewezen omdat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Eiser heeft richting verweerder niet op dit voorgenomen besluit gereageerd binnen de daarvoor gestelde termijn. Vervolgens heeft verweerder het betreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de Indicatie banenafspraak terecht aan eiser is toegekend. Verder heeft eiser geen recht op een
Wajong-uitkering, omdat eiser arbeidsvermogen heeft. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan een recht op een
Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft.
Artikel 1a, eerste lid, Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat iemand ‘geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’ indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder c. en d. zijn beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. zijn beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
5. Eiser voert aan dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering omdat hij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt. Eiser stelt dat zijn dagverhaal, achtergrond, arbeidsverleden en klachten een contra-indicatie zijn voor het hebben van arbeidsvermogen. Om die reden verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen.
6. De rechtbank verwijst ten aanzien van het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige in te schakelen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226. In deze uitspraak zijn de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv. Het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige met een beroep op het arrest Korošec in te schakelen is aanleiding om te oordelen over de in die uitspraak onderscheiden stappen. Hierbij geldt dat de grenzen van de toetsing worden bepaald door de aangevoerde gronden en het bewijs dat is ingebracht. De te beoordelen stappen zijn: 1. de zorgvuldigheid van de besluitvorming;
2. de equality of arms; en
3. de inhoudelijke beoordeling.
Stap 1: de zorgvuldigheid van de besluitvorming
7. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, heeft eiser gezien op het spreekuur en heeft medische informatie van de behandelende sector bij de beoordeling betrokken. Zoals weergegeven onder punt 1 heeft verweerder op grond van onderzoek door de primaire verzekeringsarts en de primaire arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft en daarom geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Naar aanleiding van deze Wajong-beoordeling heeft verweerder een voornemen tot wijziging van het primaire besluit naar eiser heeft gestuurd. Eiser heeft daar niet binnen de daarvoor gestelde termijn op gereageerd of aanvullende gronden van bezwaar tegen ingediend. Gelet hierop is de rechtbank het niet eens met het standpunt van eiser dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht omdat er in de bezwaarprocedure geen verzekeringsarts bezwaar en beroep bij betrokken is geweest. Verweerder had dan ook geen reden om de verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek te laten verrichten.
8. De rechtbank ziet ook geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Eiser heeft in de bezwaar- en beroepsprocedure voldoende ruimte gehad om daartoe medische stukken in te dienen. Er is daarom geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms en geen aanleiding om op die grond een deskundige in te schakelen.
Stap 3: de inhoudelijke beoordeling
9. Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiser zelf zijn klachten en zijn belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht over zijn psychische en fysieke gesteldheid die aanleiding geeft om aan de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank ziet in het dagverhaal, de achtergrond, het arbeidsverleden en de klachten van eiser geen contra-indicatie voor het hebben van arbeidsvermogen. Nu geen twijfel is ontstaan over de juistheid van de beoordeling, bestaat ook hierin geen reden om een deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige in te schakelen af.
10. Omdat uit het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser over arbeidsvermogen beschikt, heeft verweerder de Wajong-aanvraag van eiser terecht afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.