ECLI:NL:RBMNE:2021:4144
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als schoonmaakster, zich op 28 mei 2015 ziek gemeld. Na een periode van loondoorbetaling heeft zij een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die aanvankelijk werd geweigerd. Na bezwaar werd haar per 29 mei 2017 een WIA-uitkering toegekend. Echter, na een herbeoordeling door het Uwv op verzoek van de werkgever, werd de uitkering per 14 januari 2020 beëindigd, omdat eiseres volgens het Uwv minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 22 april 2021, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen een nadere motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te overleggen. Na ontvangst van dit rapport heeft eiseres gereageerd, maar partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht op een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 19 juli 2021 gesloten.
In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres mocht baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling voldoet aan de gestelde voorwaarden en dat de door eiseres aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat eiseres per 4 november 2019 terecht als minder dan 35% arbeidsongeschikt is aangemerkt en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 14 januari 2020 terecht is gebeurd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.