ECLI:NL:RBMNE:2021:4144

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
UTR - 20_4680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als schoonmaakster, zich op 28 mei 2015 ziek gemeld. Na een periode van loondoorbetaling heeft zij een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die aanvankelijk werd geweigerd. Na bezwaar werd haar per 29 mei 2017 een WIA-uitkering toegekend. Echter, na een herbeoordeling door het Uwv op verzoek van de werkgever, werd de uitkering per 14 januari 2020 beëindigd, omdat eiseres volgens het Uwv minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 22 april 2021, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen een nadere motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te overleggen. Na ontvangst van dit rapport heeft eiseres gereageerd, maar partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht op een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek op 19 juli 2021 gesloten.

In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat het Uwv zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van eiseres mocht baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling voldoet aan de gestelde voorwaarden en dat de door eiseres aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat eiseres per 4 november 2019 terecht als minder dan 35% arbeidsongeschikt is aangemerkt en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 14 januari 2020 terecht is gebeurd. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).

Inleiding

Op 28 mei 2015 heeft eiseres zich bij haar werkgever ziek gemeld. Zij werkte toen gemiddeld 15,45 uur per week als schoonmaakster. Aansluitend aan de periode van loondoorbetaling door de werkgever heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend bij het Uwv. De uitkering werd door het Uwv in eerste instantie geweigerd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 februari 2018 heeft het Uwv eiseres vanaf 29 mei 2017 een WIA-uitkering toegekend.
De werkgever heeft het Uwv gevraagd een herbeoordeling uit te voeren om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw vast te stellen.
Met een besluit van 13 november 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv de WIA-uitkering van eiseres per 14 januari 2020 beëindigd, omdat ze vanaf 4 november 2019 nog maar 22,32% arbeidsongeschikt is. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet eiseres minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Het bezwaar is met het bestreden besluit van 10 november 2020 ongegrond verklaard. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is hierbij herzien en verhoogd naar 25,8%. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting via Skype van 22 april 2021. Eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv hebben hieraan deelgenomen.
Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen een nadere motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te overleggen. Het Uwv heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 12 mei 2021 overgelegd. Eiseres heeft met een brief van 20 mei 2021 op dit rapport gereageerd.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 19 juli 2021 gesloten.

Het geschil

1. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen en dat zij daardoor de geduide functies niet kan uitoefenen. Het Uwv handhaaft zijn bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt aan de hand van wat partijen hebben aangevoerd of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 4 november 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en de uitkering per 14 januari 2020 terecht heeft beëindigd.

Beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
2. Bij de beoordeling van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De medische rapporten die de basis vormen voor de besluiten van het Uwv zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is echter in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zelf haar medische situatie ervaart op basis van haar klachten niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Eiseres dient ten minste ook een op haar persoon betrekking hebbende medische onderbouwing van haar standpunt in te brengen.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
3. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de medische beoordeling aan de daaraan gestelde voorwaarden. Uit het rapport van 4 november 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij eiseres persoonlijk heeft gezien op zijn spreekuur en zich daarbij een indruk heeft gevormd van haar medische toestand. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder de dossiergegevens bestudeerd en de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische informatie kenbaar bij zijn beoordeling betrokken. Vervolgens heeft hij begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat het Uwv zich bij het bestreden besluit mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4. Dat de beperking van eiseres dat zij geen voertuig kan besturen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 oktober 2019 is ondergebracht onder de rubriek ‘Sociaal functioneren’ in plaats van onder de rubriek ‘Persoonlijk functioneren’ zoals in de FML van 8 juni 2017, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de medische beoordeling onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat deze beperking in de FML tegenwoordig altijd onder de rubriek ‘Sociaal functioneren’ wordt opgenomen. Partijen waren het er op de zitting over eens dat het voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet uitmaakt onder welke rubriek de beperking is opgenomen.
Is de medische beoordeling juist?
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling niet juist is. Haar medische situatie is sinds 2017 niet verbeterd, maar eerder verslechterd. Volgens eiseres is zij inderdaad aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. In de FML is echter ten onrechte de toelichting opgenomen dat enkele realistische deadlines wel mogelijk zijn.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor de conclusie dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is. In het rapport van 23 oktober 2019 heeft de verzekeringsarts gemotiveerd toegelicht waarom hij in de FML een aantal wijzigingen ten opzichte van de FML van 8 juni 2017 heeft aangebracht. Bij het opstellen van de nieuwe FML heeft de verzekeringsarts er rekening mee gehouden dat eiseres inderdaad – zoals eiseres aanvoert – nog steeds psychische klachten, astma, pijnklachten en een carpaal tunnel syndroom heeft. Hiervoor zijn in de FML nog steeds beperkingen opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts alle medisch onderbouwde beperkingen bij zijn beoordeling betrokken. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze op een foute manier zijn vertaald naar de FML van 17 oktober 2019.
7. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 17 oktober 2019 ongewijzigd heeft gelaten, maakt de medische beoordeling bij het bestreden besluit niet onjuist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij dit in zijn rapport van 4 november 2020 voldoende gemotiveerd. Eiseres heeft haar stelling in beroep dat zij meer beperkt is niet onderbouwd met nieuwe medische informatie van een arts of medisch geschoold behandelaar. Dit geldt ook voor de stelling van eiseres dat in de FML onder rubriek 1.7 ten onrechte de toelichting is opgenomen dat enkele realistische deadlines voor haar wel mogelijk zijn. De omstandigheid dat eiseres zelf ervaart dat zij meer beperkt is, is volgens vaste rechtspraak onvoldoende.
8. Uit het voorgaande volgt dat de medische gronden van eiseres de rechtbank niet doen twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van haar beperkingen door het Uwv. Voor de verdere beoordeling van deze zaak, gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid van eiseres zoals vastgesteld in de FML van 17 oktober 2019.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
9. Eiseres voert allereerst aan dat voor haar onduidelijke was welke functies binnen de in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 november 2020 genoemde SBC-codes werden gevonden, omdat de ‘Arbeidsmogelijkhedenlijst’ en het ‘Resultaat functiebeoordeling’ niet bij het bestreden besluit waren gevoegd.
10. De rechtbank kan niet vaststellen of de door eiseres genoemde stukken feitelijk wel of niet bij het bestreden besluit waren gevoegd. Zij worden in het besluit echter wel als bijlagen genoemd. Eiseres had de stukken dus ook direct kunnen opvragen bij het Uwv. Op de zitting heeft het Uwv verklaard dat deze dan alsnog per omgaande aan haar zouden zijn toegestuurd. Eiseres beschikt nu in ieder geval wel over de genoemde stukken en heeft hierop in haar beroepschrift ook inhoudelijk gereageerd. Deze grond slaagt niet.
11. Inhoudelijk voert eiseres aan dat de arbeidskundige beoordeling niet juist is. Volgens eiseres is zij met haar beperkingen namelijk niet geschikt voor de drie door het Uwv geduide functies: textielproductenmaker (SBC-code 111160), machinebediende inpak/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) en barbediende, buffetbediende, kantinebediende (SBC-code 111080). De eerste functie is volgens haar niet geschikt, omdat hierbij te veel stof vrij komt. Bij de tweede functie moet zij te veel zitten. Bij de derde functie moet ze te lang achter elkaar staan en ze beschikt niet over de voor deze functie vereiste computervaardigheden.
12. Bij de functie van textielproductenmaker is volgens het aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 12 mei 2021 geen sprake van een grote hoeveelheid stof, die kan worden ingeademd, maar blijft er bij de verwerking van textiel wat stof achter op de machine en is het daarom noodzakelijk om de machine met persluchtpistool schoon te houden. Voor zitten is in de FML van 17 oktober 2019 geen beperking opgenomen. Omdat de rechtbank hiervoor onder 8 heeft geconcludeerd dat de door eiseres ingebrachte gronden over de FML niet slagen, is er geen aanknopingspunt voor het oordeel dat eiseres de functie van machinebediende inpak/verpakkingsmachine niet kan uitvoeren. Over de functie barbediende, buffetbediende, kantinebediende heeft de arbeidsdeskundige nog nader overleg gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat eiseres beperkt is voor zogenaamd statisch staan tot maximaal 2 uur per dag. In deze functie is echter sprake van dynamisch staan. Hiervoor is eiseres niet beperkt. De verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen van het Uwv zijn deskundigen die het onderscheid tussen statisch en dynamisch staan goed kunnen beoordelen. De rechtbank kan bovendien de aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige dat de opleiding die eiseres moet volgen voor deze functie voor iedereen, dus ook voor mensen zonder computervaardigheden toegankelijk is volgen. Ook deze grond slaagt niet.
13. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor de conclusie dat haar belastbaarheid in de geduide functies wordt overschreden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport 9 november 2020, gelet op de nadere toelichting in het aanvullende rapport van 12 mei 2021, voldoende gemotiveerd waarom deze functies passend zijn bij de belastbaarheid van eiseres.

Conclusie

14. De conclusie van het voorgaande is dat uit het medisch en arbeidskundig onderzoek van het Uwv volgt dat eiseres per 4 november 2019 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Het Uwv heeft de WIA-uitkering van eiseres per 14 januari 2020 terecht beëindigd.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.