ECLI:NL:RBMNE:2021:4142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
9246551 UC EXPL 21-4053
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van huurachterstand en proceskosten in incassozaken

In deze zaak heeft de stichting Patrimonium Woonservice, gevestigd te Veenendaal, een gedaagde gedagvaard voor de kantonrechter in verband met een huurachterstand. De gedaagde, die in persoon procedeerde, heeft gereageerd op de dagvaarding. Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 heeft de kantonrechter de zaak besproken, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. Patrimonium vorderde betaling van de huurachterstand, maar de gedaagde had de achterstand inmiddels voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op het moment van dagvaarden een huurachterstand had van € 902,57, maar dat dit bedrag niet correct was weergegeven in de dagvaarding. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding onduidelijk en intimiderend was, en dat de incassokosten onterecht waren gemaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Patrimonium en haar gemachtigde onvoldoende rekening hebben gehouden met de omstandigheden van de gedaagde, die financieel kwetsbaar is. De kantonrechter heeft de vorderingen van Patrimonium afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de gedaagde begroot op nihil. De kantonrechter heeft de gedaagde wel aangespoord om in de toekomst tijdig de huur te betalen en hulp te zoeken bij betalingsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9246551 UC EXPL 21-4053 PP/1211/DS
Vonnis van 1 september 2021
inzake
de stichting
Patrimonium Woonservice,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Patrimonium,
eisende partij,
gemachtigde: DigiDeur incasso & gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de zaak

1.1.
Patrimonium heeft [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak op een zitting verder besproken moet worden.
Partijen hebben, vóórdat de zaak met de kantonrechter is besproken, nog nadere stukken opgestuurd. Patrimonium heeft haar eis verminderd.
1.2.
De zaak is bij de kantonrechter besproken op 17 augustus 2021. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Patrimonium heeft zich tijdens de behandeling laten vertegenwoordigen door haar incassogemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen.

2.Waar het in deze procedure om gaat

2.1.
[gedaagde] huurt van Patrimonium de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] . De huur is (op dit moment) € 668,32 per maand en moet worden vooruitbetaald. [gedaagde] heeft een huurachterstand gehad.
2.2.
Patrimonium vordert na vermindering van eis kort gezegd - betaling van (het restant van de) rente en kosten.
2.3.
Volgens [gedaagde] klopte de betalingsachterstand zoals die gevorderd werd bij dagvaarding. Zij kon door financiële en andere persoonlijke omstandigheden de huurachterstand niet betalen. Vóór de zitting heeft zij de openstaande huurachterstand betaald.
2.4.
Patrimonium heeft op de zitting aan de kantonrechter toegelicht dat de achterstand die [gedaagde] had volledig is ingelopen en dat de stand van zaken is dat zij ten tijde van de mondelinge behandeling € 274,31 meer had betaald dan zij aan huur verschuldigd is. Patrimonium handhaaft evenwel haar vordering met betrekking tot het restant aan rente en (buiten)gerechtelijke kosten. Patrimonium stelt in het verleden van alles geprobeerd te hebben om [gedaagde] te bewegen tijdig te betalen. Haar advies om een budgetbeheerder in te schakelen heeft [gedaagde] in de wind geslagen. Zij betaalt alleen onder druk. Patrimonium vindt daarom dat de (buiten)gerechtelijke kosten niet nodeloos zijn gemaakt.

3.De beoordeling

Moet [gedaagde] nog iets betalen? Nee
3.1.
Op het moment van dagvaarden had [gedaagde] volgens Patrimonium een huurachterstand van € 902,57, dat is minder dan twee maanden huur. De kantonrechter wil aannemen dat het lastig en tijdrovend is [gedaagde] te bewegen op tijd haar huur te betalen. Het kan ook niet zo zijn dat [gedaagde] de huur steeds te laat betaalt. [gedaagde] moet dus hulp zoeken als het haar niet lukt zelf tijdig de huur te betalen. Daarop heeft Patrimonium kennelijk ook terecht aangedrongen. De kantonrechter begrijpt dus dat voor Patrimonium de maat vol was en dat zij de vordering uit handen heeft gegeven aan een deurwaarder. [gedaagde] is bovendien al twee keer eerder veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.2.
Daar staat tegenover dat van een sociale verhuurder als Patrimonium en haar incassogemachtigde/gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat de incasso ter hand wordt genomen met oog voor de omstandigheden van het geval en conform de maatschappelijk betamende zorgvuldigheid. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gegeven dat mensen die het al niet breed hebben en rond moeten komen van een inkomen op het bestaansminimum van onnodige (proces)kosten verder in de problemen zullen raken. Waar mogelijk moet dat naar het oordeel van de kantonrechter voorkomen worden. Een schuldeiser heeft er bovendien ook niets aan als de schuldenlast door incasso- en proceskosten hoger wordt. Daarmee wordt de kans op verhaal namelijk alleen maar kleiner.
Patrimonium, althans haar gemachtigde, heeft met dit alles onvoldoende rekening gehouden. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
3.2.1.
Uit de specificatie van de huurachterstand die Patrimonium heeft overgelegd (hierna: de huurspecificatie) volgt dat [gedaagde] in 2021 op tijd de lopende huur voldeed. Dat roept de vraag op waarom op 27 mei 2021 de noodzaak werd gevoeld [gedaagde] te dagvaarden.
3.2.2.
De manier waarop [gedaagde] gedagvaard is roept ook vraagtekens op. In de dagvaarding wordt gegoocheld met cijfers, rente en kosten. De inhoud van de dagvaarding komt met name dreigend over omdat naast een hoofdsom van € 1.947,86 een bedrag wordt opgenomen van € 13.227,76 aan vervallen termijnen. Dat bedrag wordt verhoogd met rente en buitengerechtelijke kosten en daarop wordt dan een bedrag van € 14.273,05 in mindering gebracht, zijnde het bedrag dat al is voldaan. Per saldo resteert dan aan kale hoofdsom € 902,57, maar dat bedrag wordt niet met zoveel woorden als de achterstallige huur genoemd. Dat maakt de dagvaarding moeilijk leesbaar en imponerend. Bovendien blijkt uit de huurspecificatie dat bij deze opsomming geen rekening is gehouden met een betaling van € 668,32 op 21 mei 2021. Die betaling wordt in de huurspecificatie toegerekend aan de maand juni, maar had in het overzicht van de dagvaarding verwerkt moeten zijn, omdat de huur van de maand juni 2021 niet voor de eerste van de maand opeisbaar is. Dat betekent dat [gedaagde] op het moment van dagvaarden aan hoofdsom feitelijk niet € 902,57, maar € 234,25 verschuldigd was. Dit is niet een achterstand die bij een kwetsbare huurder als [gedaagde] (zij is ziek en heeft twee kleine kinderen) noopt tot procederen met alle kosten van dien. De twee eerdere veroordelingen maken dat niet anders want die zijn al langer geleden (ze zijn van 2011 en 2014).
3.2.3.
Er is bovendien voor gekozen [gedaagde] te dagvaarden op een heel korte termijn, namelijk tegen 9 juni 2021. [gedaagde] kreeg dus nauwelijks de tijd om nog voor de eerst dienende dag de openstaande hoofdsom te betalen en verdere kosten te voorkomen. Desalniettemin heeft zij op 9 juni 2021 nog een betaling gedaan van € 1.176,88. Als een ruimere dagvaardingstermijn was gekozen was de onderhavige procedure dus sowieso niet nodig geweest.
3.3.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat bij de uitgevoerde incassowerkzaamheden niet conform de maatschappelijk vereiste zorgvuldigheid is gehandeld en dat daardoor onnodige procedurekosten zijn gemaakt.
3.4.
Patrimonium heeft incassokosten gemaakt, maar heeft ook betalingen ontvangen naar aanleiding daarvan, die deels niet goed zijn verwerkt. Dat de gevorderde incassokosten in redelijkheid zijn gemaakt is daarom niet voldoende onderbouwd. Die komen dus niet voor vergoeding in aanmerking.
3.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat het door [gedaagde] te veel betaalde bedrag van € 274,31 is of zal worden verrekend met de verschenen rente over de in het verleden te laat betaalde huur en/of de lopende huur.
3.6.
Dat betekent dat de vorderingen van Patrimonium zullen worden afgewezen. Patrimonium zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Deze worden begroot op nihil.
3.7.
De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat zij in het vervolg de huur op tijd moet voldoen en blijven voldoen en bij betalingsproblemen op tijd hulp moet vragen via schuldhulpverlening of vergelijkbare instantie.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af en veroordeeld Patrimonium in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 september 2021, in aanwezigheid van de griffier.