ECLI:NL:RBMNE:2021:414

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelastingen en de rechtsgeldigheid van de opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De naheffingsaanslag van € 62,70 was opgelegd omdat eiseres op 9 september 2019 om 11.02 uur met haar voertuig geparkeerd stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend en dat het beroep ontvankelijk was. Tijdens de zitting op 26 november 2020 is eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door R. Janmaat. Eiseres voerde aan dat haar voertuig niet op een gefiscaliseerde parkeerplek stond, maar binnen vijf meter van een kruispunt en nabij een verkeersbord E1. Volgens eiseres had verweerder in dat geval een Mulderboete moeten opleggen in plaats van een naheffingsaanslag.

De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende bewijs had geleverd dat het voertuig van eiseres op een gefiscaliseerde parkeerplek stond geparkeerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de parkeerplattegrond en de foto’s die door verweerder waren overgelegd, waaruit bleek dat het voertuig zich in zone B1 van Utrecht bevond. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was voldaan op het moment van de controle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: R. Janmaat).

Procesverloop

In de beschikking van 9 september 2019 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 62,70 opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skype-zitting van 26 november 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Allereerst stelt de rechtbank vast dat het beroepschrift van eiseres tijdig is
ingediend, namelijk per fax op 28 januari 2020 om 19.36 uur en 30 seconden. Dit is binnen de termijn. Het beroep is dus ontvankelijk.
2. Aan eiseres is een naheffingsaanslag opgelegd, omdat zij volgens verweerder op
op 9 september 2019 om 11.02 uur op de [straat] in [woonplaats] met haar voertuig, kenteken [kenteken], geparkeerd stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
3. Tijdens de zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat het voertuig van
eiseres bij de rode en gele paaltjes net voorbij de verkeersdrempel voor de
[school] stond geparkeerd.
4. Eiseres voert aan dat het voertuig niet op een gefiscaliseerde parkeerplek stond
geparkeerd, maar binnen vijf meter van een kruispunt en nabij een verkeersbord E1. Verweerder had daarom volgens eiseres geen naheffingsaanslag, maar een Mulderboete kunnen en moeten opleggen op grond van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat het
voertuig van eiseres op een gefiscaliseerde parkeerplek stond geparkeerd en dat hij terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. De rechtbank stelt vast dat in het verweerschrift een parkeerplattegrond is opgenomen, waaruit blijkt dat het voertuig van eiseres op een gefiscaliseerde parkeerplaats in zone B1 van Utrecht stond geparkeerd. Op grond daarvan is de Verordening parkeerbelastingen 2019 van toepassing en niet het RVV 1990. Verder bevat het verweerschrift foto’s van het geparkeerde voertuig van eiseres, inclusief de situatie ter plaatse. Daaruit kan worden opgemaakt dat nabij de plek waar het voertuig stond geparkeerd, zich een parkeerautomaat bevindt. Daarnaast bevat het (op ambtseed opgemaakte) fiscale brondocument meerdere gedetailleerde foto’s van het geparkeerde voertuig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het verweerschrift en met hetgeen hij tijdens de zitting naar voren heeft gebracht, gemotiveerd betwist dat de plek waar het voertuig stond hinderlijk was geparkeerd of een gevaarlijke situatie opleverde, daarbij rekening houdend met de afstand tot de nabijgelegen kruising. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres met het voertuig geparkeerd stond aan de kant van de weg waar geen verkeersbord E1 staat. Het parkeerverbod op grond van dat verkeersbord gold dus alleen voor de andere zijde van de weg. Aangezien uit het (op ambtseed opgemaakte) fiscale brondocument blijkt dat om
11:02 uur geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan, was verweerder dus bevoegd om de naheffingsaanslag op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
6 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.