ECLI:NL:RBMNE:2021:414
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelastingen en de rechtsgeldigheid van de opgelegde sanctie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De naheffingsaanslag van € 62,70 was opgelegd omdat eiseres op 9 september 2019 om 11.02 uur met haar voertuig geparkeerd stond zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend en dat het beroep ontvankelijk was. Tijdens de zitting op 26 november 2020 is eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door R. Janmaat. Eiseres voerde aan dat haar voertuig niet op een gefiscaliseerde parkeerplek stond, maar binnen vijf meter van een kruispunt en nabij een verkeersbord E1. Volgens eiseres had verweerder in dat geval een Mulderboete moeten opleggen in plaats van een naheffingsaanslag.
De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende bewijs had geleverd dat het voertuig van eiseres op een gefiscaliseerde parkeerplek stond geparkeerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de parkeerplattegrond en de foto’s die door verweerder waren overgelegd, waaruit bleek dat het voertuig zich in zone B1 van Utrecht bevond. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was voldaan op het moment van de controle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.