ECLI:NL:RBMNE:2021:413
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en parkeeroverlast in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiseres, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2019 was vastgesteld op € 323.000,-. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 270.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 november 2020, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en de toelichting ter zitting voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de referentiewoningen, die door de heffingsambtenaar waren aangedragen, voldoende overeenkwamen met de woning van eiseres.
Eiseres voerde aan dat de referentiewoningen ongeschikt waren om de waarde van haar woning te onderbouwen, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. Ook de stelling van eiseres over parkeeroverlast werd door de rechtbank verworpen, omdat zij dit niet had onderbouwd met bewijsstukken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.