Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.De beoordeling
“bij het ontbreken van een zodanige maatstaf”duidt erop dat de norm
“verantwoorde en adequate zorg”alleen geldt als de andere norm
“de stand van de wetenschap en praktijk”niet van toepassing is, hetgeen ook volgt uit de Nota van Toelichting bij dit artikel.
“stand van de wetenschap en praktijk”:
"Metal on Metal (MoM) implantaten, Een evaluatie van beschikbare literatuur"(productie 11 conclusie van antwoord). In Bijlage 1 bij dit artikel bespreekt [E] per door [eiser] overgelegd artikel of dit betrekking heeft op de veiligheid in verband met chroom- en kobaltwaarden in het bloed (het merendeel heeft daar volgens hem geen betrekking op) en welke bewijskracht (level of evidence) aan elk artikel toekomt (het merendeel heeft volgens hem, maar soms ook volgens de auteurs zelf, geen of lage bewijskracht (level III en IV)). [eiser] is op dit gedetailleerde verweer niet ingegaan, om welke reden de kantonrechter uitgaat van de door [E] gegeven kwalificaties van die artikelen.
"Patient-reported outcomes in hip resurfacing versus conventional total hip arthroplasty: a register-based matched cohort study of 726 patients"(2019) van A. Oxblom et al. is volgens [E] als een goed opgezette studie aan te merken, en daaruit blijkt volgens hem dat de patiëntgerelateerde tevredenheid over de prestaties in sport en bij recreatieve activiteiten hoger was dan bij de conventionele THA. [E] constateert echter ook dat de toxiciteitscomponent (de veiligheid in verband met metaaldeeltjes) niet aan de orde komt. Dat artikel kan naar het oordeel van de kantonrechter het standpunt van [eiser] dus niet onderbouwen.
"Current Insights Regarding Metal-on-Metal Bearings for Hip Arthroplasty"(2017) van C. van der Straeten merkt [E] op dat dit een narratief (en dus geen systematisch) review betreft van de literatuur die beschikbaar is over de veiligheid van te hoge niveaus van chroom en kobalt in het bloed. De belangrijkste conclusies uit dit artikel zijn dat er diverse studies zijn die aangeven dat er terecht grote zorgen zijn over de chroom- en kobaltconcentraties, dat zorgvuldige monitoring van bloed nodig is en dat, hoewel nog geen genetische problematiek is aangetoond en epidemiologische studies nog geen maligniteit of meer-sterfte hebben aangetoond,
"men"er toch niet gerust op is dat de diverse klachten en stoornissen te herleiden zijn naar deze hoge concentraties. Ook dit artikel kan het standpunt van [eiser] dus niet onderbouwen.
"Randomized controlled trial comparing 9 different hip resurfacing designs with a folluw-up of 5 years"(2019) van D. van Quickenborne et al. schrijft [E] dat dit een kwalitatief goed artikel is, maar dat daaruit blijkt dat slechts 65% van de onderzochte patiënten bloedwaarden lieten checken, en dat de te reviseren gevallen alle te hoge chroom- en kobaltniveaus hadden. Dit artikel onderbouwt het standpunt van [eiser] dus niet.
"Cobalt toxicity in humans - A review of the potential sources and systemic health effects"(L. Leyssens et al., Toxicology 2017) blijkt volgens hem dat chronische externe blootstelling die niet groter is dan maximaal 1/3 van de toxische dosis relatief veilig is, maar juist bij de MoM-prothesen is nogal wat pathologie beschreven die toe te schrijven is aan een veel lager dan veilige doses van chroom.
"Cancer incidence and cause-specific mortality in patients with metal-on-metal hip replacements in Finland"(K.T. Mäkelä, Acta Orthopedica 2014) schrijven de auteurs volgens hem dat in zijn algemeenheid niet gesteld kan worden dat op de korte termijn MoM-heupen de kans op kanker van welke soort en aard dan ook verhogen, maar vinden zij wel dat de weke delen sarcomen en basaliomen wel verhoogd zijn. Zij wijzen er tegelijk op dat er te weinig gegevens beschikbaar zijn om te stellen dat de MoM-heupen geen kanker geven op middellange of lange termijn. Zij pleiten voor zorgvuldige monitoring.
"Effects of metal-on-metal wear on the host immune system and infection in hip arthroplasty"(A.H. Hosman et al., Acta Orthopedica 2010) schrijven de auteurs volgens [E] dat chroom in MoM-prothesen kennelijk iets doet met het immuunsysteem, zonder dat het mechanisme precies kan worden aangeduid. Zij merken op dat kennelijk het immuunsysteem zodanig slechter werkt dat velerlei infecties in hogere aantallen voorkomen bij het plaatsen van een MoM-prothese.
"Neuropsychiatric symptoms following metal-on-metal implant failure with cobalt and chromium toxicity"(B. Green et al., BMC Psychiatry 2017) beschrijven de auteurs volgens [E] de neuropsychiatrische problematiek en de ernstige depressies die vóórkomen bij de zeer hoge concentraties van chroom in het bloed na het plaatsen van een MoM-prothese.
"met alle respect"niet gelijk te stellen is aan medische literatuur van orthopeden, en (punt 48) dat bij hem in de wijze waarop hij zijn bevindingen formuleert twijfel valt te bespeuren. Mogelijk doelt [eiser] hier op het feit dat uit die artikelen blijkt dat de processen die spelen nog niet helemaal begrepen worden. Naar het oordeel van de kantonrechter hoeft dat ook niet, omdat uit de overige gegevens in die artikelen blijkt dat er wel degelijk reden is voor twijfel of de veiligheid van de HRA-implantaten in voldoende mate kan worden gegarandeerd. [eiser] heeft aldus onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat er geen veiligheidsrisico's kleven aan HRA-prothesen, althans dat deze zo gering zijn dat de NOV/ZiN in redelijkheid niet tot hun beslissing hadden kunnen komen om de HRA te verbieden c.q. niet te vergoeden. Dat had wel op zijn weg gelegen omdat hij daarvan de bewijslast heeft.
"Hip resurfacing arthroplasty in young patients: international high-volume centres' report on the outcome of 11,382 met-on-metal hip resurfacing arthroplasties in patients ≤50 years at surgery"(HIP international 2020) (productie 61). Uit dat artikel blijkt volgens hem dat het
"overall"overlevingspercentage van het HRA-implantaat uitstekend is. Omdat aan het onderzoek ook het NOV-lid de orthopeed [H] heeft meegewerkt mogen de onderzoeksresultaten dus bij de NOV bekend worden verondersteld, en is het volgens [eiser] onbegrijpelijk dat de NOV en het ZiN de huidige kennis en inzichten van de wetenschap en praktijk inzake heupvervangende operaties negeren. [eiser] stelt echter niet dat in het onderzoek ook het veiligheidsaspect met betrekking tot metaaldeeltjes is meegenomen. Dat dit niet is gebeurd blijkt ook uit het artikel zelf:
"Another limitation is the deficiency of metal ion measurements and folluw-ip MRI"(p. 9 linkerkolom).
"Dutch advise not to use large head metal-on-metal hip arthroplasties justifiable – results from the Dutch Arthroplasty register", L.N. van Steenbergen et al., Nederlands Tijdschrift voor Orthopedie 2020 (productie 13 conclusie van dupliek).