ECLI:NL:RBMNE:2021:4111

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
16/705612-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van de PIJ-maatregel in TBS-maatregel voor jeugdige met ernstige persoonlijkheidsproblematiek en hoog recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2021 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel van de betrokkene in een TBS-maatregel. De betrokkene, geboren in 1996, heeft een lange geschiedenis van delictgedrag, waaronder ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes en bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel op 1 augustus 2021 van rechtswege voorwaardelijk eindigt, en dat er een hoog recidivegevaar bestaat. Deskundigen hebben geadviseerd om de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel, gezien de ernst van de problematiek en het gebrek aan vooruitgang in de behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, met de overweging dat de veiligheid van de samenleving in het geding is. De vordering tot het stellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging is afgewezen, omdat de wet geen grondslag biedt voor deze voorwaarden na omzetting van de maatregel. De rechtbank benadrukt de noodzaak van een langdurige behandeling in een forensisch gesloten setting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705612-14 (vordering omzetting PIJ in TBS)
Beslissing op grond van artikel 6:6:32 en 6:6:33 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 30 juli 2021
op de vorderingen van de officier van justitie tot omzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel) en tot de oplegging van bijzondere voorwaarden gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna: [betrokkene (voornaam)] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 17 juli 2015, waarbij [betrokkene (voornaam)] is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
  • de beslissing van deze rechtbank van 2 februari 2021, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel laatstelijk is verlengd voor de duur van 6 maanden;
  • het klinisch multidisciplinair onderzoek van 21 april 2021 van drs. [A] , GZ-psycholoog, en dr. [B] , kinder- en jeugdpsychiater, beiden deskundigen bij [organisatie 1] , waarin wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel;
  • het vijftiende en zestiende perspectiefplan van Youturn;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 9 juni 2021 die strekt tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 8 juli 2021 die strekt tot de oplegging van bijzondere voorwaarden gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, als bijlage bij het e-mailbericht van 8 juli 2021 ter toelichting van die vordering;
  • het reclasseringsadvies van 8 juli 2021, opgemaakt door [C] , reclasseringswerker;
  • het reclasseringsadvies van 14 juli 2021, opgemaakt door [C] , reclasseringswerker, waarin de opmerkingen en vragen van [betrokkene (voornaam)] over het reclasseringsadvies van 8 juli 2021 zijn opgenomen;
  • het advies inzake omzetting PIJ-maatregel naar TBS-maatregel van 25 juni 2021, opgemaakt door [D] , pedagogisch directeur [verblijfplaats] en [E] , behandelcoördinator/GZ-psycholoog, waarin wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaats gevonden ter zitting van 16 juli 2021. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. N. Schapendonk;
- [betrokkene (voornaam)] ;
- de raadsvrouw mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam;
- mevrouw [C] , verbonden aan het [organisatie 2] ;
- de heer [B] , verbonden aan [organisatie 1] ;
- mevrouw [A] , verbonden aan [organisatie 1] ;
- mevrouw [E] , verbonden aan [verblijfplaats] .
Vanwege de maatregelen in verband met het coronavirus is mevrouw [E] via een videoverbinding gehoord.

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van [organisatie 1] , dat is opgemaakt naar aanleiding van twee klinische opnames van [betrokkene (voornaam)] in [organisatie 1] , wordt weergegeven dat bij [betrokkene (voornaam)] sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Verder is er sprake van een hoog niveau van psychopathie. De problematiek wordt ernstiger ingeschat in het huidige onderzoek, in vergelijking tot de diagnostiek zoals deze door [verblijfplaats] werd gesteld.
Zowel op basis van een klinische analyse als een gestructureerde risico-inschatting wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. [betrokkene (voornaam)] heeft in het verleden onvoldoende geleerd om te differentiëren tussen zichzelf en de ander, evenals tussen emoties, wat heeft geleid tot onvoldoende afgrenzing tussen zijn seksuele en agressieve driftleven. Ook heeft hij onvoldoende een stabiel zelfbeeld kunnen ontwikkelen en heeft hij een basaal wantrouwen ontwikkeld jegens de ander. Hoewel hij een grote behoefte heeft aan contact, erkenning en liefde, kan hij dit tegelijkertijd niet verdragen. Als de ander niet kan voldoen aan zijn behoeften ligt het risico op afwijzing en/of krenking op de loer en dan zal [betrokkene (voornaam)] met dominant en dreigend gedrag proberen om de ander aan zich te binden, de liefde van de ander af te dwingen of zijn gelijk te halen. Op het moment dat een dergelijke situatie zich voordoet, is hij zich niet bewust van deze mechanismen. Vanuit zijn basale behoefte aan liefde en erkenning zal [betrokkene (voornaam)] op zoek gaan naar contacten met meisjes. Het is ook gebleken gedurende het PIJ-traject, dat hij, zodra hij toegang krijgt tot sociale media, actief dit contact opzoekt. Daarbij komt dat hij kwetsbare partners opzoekt, om zich daar beter bij te voelen. Dit patroon is tijdens de PIJ-behandeling, en ondanks behandeling, duidelijk zichtbaar gebleven. Tijdens de PIJ-behandeling was er verschillende malen sprake van gedragingen die wezen op recidivegevaar, of was er sprake van daadwerkelijke recidive (dreiging met ernstige agressie, dreigen seksueel getint materiaal van een vriendin te verspreiden, stiekem contact met een minderjarige). Bovengenoemde patronen zijn voor [betrokkene (voornaam)] voor een deel nog egosyntoon, terwijl hij daarnaast onvoldoende zicht heeft op wat ervoor zorgt dat hij in deze patronen terechtkomt. Hij kan deze gedragspatronen zelf dus niet veranderen. Dit leidt ertoe dat het risico op recidive op zowel zeden- als agressiefeiten klinisch hoog wordt ingeschat.
Er is in de laatste jaren relatief minder sprake van fysiek geweld, maar [betrokkene (voornaam)] vindt zijn agressieve gedrag nog wel adequaat en hij is nog steeds gemakkelijk ontvlambaar. Als de mate van monitoring en regulering afneemt, is het waarschijnlijk dat het risico op geweld met lichamelijk letsel toeneemt. Als [betrokkene (voornaam)] niet wordt behandeld voor de geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek, met name de onderliggende kern van de persoonlijkheidspathologie, kan het hoge recidiverisico niet afnemen. Van belang is dat tijdens een behandeling het accent moet liggen op zowel het recidiverisico op agressieve delicten als het recidiverisico op zedenfeiten. Behandeling van de kernproblematiek – de kwetsbare binnenwereld – kan helpen om de patronen te doorbreken, en daarmee het recidiverisico te verlagen.
Mede omdat op voorhand niet te voorspellen is wat de uitwerking zal zijn van de behandeling als hij meer in contact komt met zijn kwetsbare binnenwereld, menen de onderzoekers dat deze behandeling dient plaats te vinden in een setting met een hoog beveiligingsniveau. Uitstroom naar een setting voor begeleid wonen wordt vooralsnog afgeraden. De deskundigen achten langdurige behandeling in het kader van tbs met dwangverpleging nodig, omdat intensieve langdurige behandeling nodig is om het recidiverisico te beperken, terwijl tevens een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is.
In het adviesrapport van [verblijfplaats] te [plaatsnaam] wordt weergegeven dat de PIJ-maatregel op 1 augustus 2021 de maximale termijn van 6 jaar heeft
bereikt. Het is niet gelukt tot behandeling van de kernproblematiek te komen en
het ‘intrainen’ van gedragsalternatieven heeft onvoldoende effect gehad, waardoor
het recidiverisico nog als onverminderd hoog wordt geschat. Er wordt een
langdurige behandeling, in een volwassen forensisch gesloten kader, noodzakelijk
geacht. De mogelijkheden hiertoe binnen een voorwaardelijk kader zijn
onderzocht en blijken niet haalbaar. Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico, in
navolging van het onderzoeksteam van de observatieafdeling van [organisatie 1]
, wordt geadviseerd om de PIJ-maatregel om te zetten naar een TBS-maatregel.
In het reclasseringsadvies van 8 juli 2021 wordt aangesloten bij het hierboven omschreven advies. Een traject in het kader van een voorwaardelijke beëindiging zou, ook wanneer deze gestart zou worden met een klinische opname, teveel gericht zijn op het snel ambulant maken van het traject en niet de condities kunnen scheppen om [betrokkene (voornaam)] op verantwoorde wijze uit te laten stromen in de maatschappij. De maximale duur is daarvoor eenvoudigweg te kort.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vorderingen tot omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel en oplegging van bijzondere voorwaarden gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De officier van justitie heeft deze vorderingen als volgt toegelicht. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel van [betrokkene (voornaam)] eindigt op 1 augustus 2021 van rechtswege voorwaardelijk. Gezien de adviezen van de deskundigen van [organisatie 1] , de [verblijfplaats] en de reclassering vordert de officier van justitie – om voorwaardelijke beëindiging van de maatregel te voorkomen – de omzetting van de PIJ-maatregel in de TBS-maatregel. Op dit moment is niet bij wet geregeld dat de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel doorloopt wanneer nog niet onherroepelijk is beslist op de vordering tot omzetting in de TBS-maatregel en de termijn van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is verstreken. Er wordt op dit moment gewerkt aan een reparatiewet, waarmee wordt geregeld dat de PIJ-maatregel wel zal doorlopen in een dergelijke situatie.
De datum waarop de beslissing van de rechtbank op de vordering tot omzetting in de TBS-maatregel onherroepelijk is, ligt na de einddatum van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel van [betrokkene (voornaam)] . De appeltermijn verloopt immers pas op 13 augustus 2021, en gezien de belangen is de kans groot dat hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank. Gelet op de adviezen van de deskundigen is het zeer onwenselijk als [betrokkene (voornaam)] per
1 augustus 2021 de [verblijfplaats] moet verlaten wegens het verstrijken van de termijn van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Alle deskundigen zijn het er over eens dat het recidiverisico hoog is en [betrokkene (voornaam)] na 1 augustus 2021 nog een intensieve, langdurige behandeling nodig heeft in een setting met een hoog beveiligingsniveau. Om deze reden heeft de officier van justitie – naast de vordering tot omzetting in de TBS-maatregel – de vordering tot vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging ingediend. Eén van de gevorderde voorwaarden betreft het verblijf in de [verblijfplaats] (op de afdeling waar hij op dit moment verblijft), zodat [betrokkene (voornaam)] in de [verblijfplaats] zal verblijven tot aan het moment waarop de beslissing op de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in de TBS-maatregel onherroepelijk is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in de TBS-maatregel af te wijzen en de beslissing op de vordering tot vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging aan te houden zodat de bijzondere voorwaarden kunnen worden ingericht met een terugvalpreventieplan. De raadsvrouw stelt dat de gevorderde omzetting op gespannen voet staat met het Internationaal Verdrag voor de rechten van het Kind (het IVRK). Er zijn andere manieren om [betrokkene (voornaam)] adequaat te behandelen. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat de behandeling aanvankelijk voorspoedig verliep. [betrokkene (voornaam)] werkte mee en verkreeg ook inzichten, terwijl zo’n behandeling niet van de ene op de andere dag succes heeft. De begeleide verloven verliepen goed en daarom werd zijn verlofstatus uitgebreid. Verder kan er niet gesproken worden over daadwerkelijke recidive. Er was een zorgmelding, maar hij is niet vervolgd, ook vanwege gebrek aan bewijs. Er was een leerpunt en daar is aan gewerkt. De problematiek strookt niet met de vrienden die hij nu heeft en het feit dat hij zijn stage zo positief heeft afgerond. Hij betreurt hetgeen wat er daarna gebeurd is in de omgang met een vriendin, maar ontkent stellig dat hij heeft gedreigd met het verspreiden van seksueel getinte afbeeldingen. Ook daarna was het niet handig om te verzwijgen dat hij contact had met een meisje van 17 jaar, maar de kwalificatie ‘delictgerelateerd gedrag’ is daarbij niet terecht. [betrokkene (voornaam)] heeft daarna niet meer de kans gekregen om aan te tonen dat er geen sprake is van gevaar voor geweld of recidive. De positieve ontwikkelingen zijn onvoldoende meegenomen in de advisering. [betrokkene (voornaam)] zou dus nog een kans moeten krijgen met een geconcretiseerd terugvalpreventieplan. Ook moet gekeken worden of er plek is in het kader van verplichte GGZ. Als hij de kans krijgt en openstaat voor begeleiding, dan is er volgens de raadsvrouw meer mogelijk qua vervolgplekken.

5.Het oordeel van de rechtbank

[betrokkene (voornaam)] is bij genoemd vonnis van deze rechtbank veroordeeld voor onder meer het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, het verbergen van een van deze meisjes nadat zij zich aan het gezag van haar ouders had onttrokken, bedreiging van jonge meisjes met verkrachting en mishandeling en het verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Deze rechtbank heeft bij voornoemd vonnis een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd en heeft ten aanzien van de duur van de maatregel overwogen dat de mogelijkheid bestaat deze te verlengen, omdat [betrokkene (voornaam)] wordt veroordeeld wegens een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Toewijzing van de vordering tot omzetting in een TBS-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel van [betrokkene (voornaam)] op 1 augustus 2021 van rechtswege voorwaardelijk eindigt.
[betrokkene (voornaam)] heeft vanaf 1 augustus 2015 het reguliere PIJ-traject doorlopen. Vanaf 19 oktober 2015 verblijft [betrokkene (voornaam)] in [verblijfplaats] . [verblijfplaats] heeft begin juli 2020 aan [organisatie 1] verzocht om een klinisch multidisciplinair onderzoek. In de aanmeldbrief staat vermeld:
“Het behandel- en bijbehorende resocialisatietraject van [betrokkene (voornaam)] verloopt stroef en dreigt in een impasse te komen. (…) Het is tot op heden onvoldoende gelukt om de kernproblematiek van [betrokkene (voornaam)] te bewerken. Het risicoprofiel is nog altijd hoog. Het resocialisatietraject is gestagneerd vanwege terugval in delictgedrag en vervolgens is het lastig gebleken om een passende vervolgplek te vinden. Aanmeldingen worden afgewezen vanwege de zwaarte van de problematiek in combinatie met het hoge risicoprofiel of vanwege financieringsproblemen omdat men met IFZO-financiering werkt. Wij zijn van mening dat het behandelplafond van [betrokkene (voornaam)] is bereikt en zien geen behandelmogelijkheden meer om het recidiverisico verder te verlagen.”
[betrokkene (voornaam)] is vervolgens ter klinische observatie van 8 oktober 2020 tot en met 25 november 2020 opgenomen binnen de observatieafdeling van [organisatie 1] . Aan het einde van deze opname op de observatieafdeling kwam medische informatie naar voren die mogelijk een nieuw licht op de diagnostiek kon werpen. Mede door deze nieuwe informatie rees bij onderzoekers die [betrokkene (voornaam)] tijdens de eerste opname onderzochten de vraag in hoeverre er mogelijk een neurobiologisch defect ten grondslag zou kunnen liggen aan de problematiek van [betrokkene (voornaam)] . Er werd onder andere gedacht aan het syndroom van Klinefelter. Mede om deze reden, en ook vanwege nadere diagnostiek met betrekking tot een autismespectrumstoornis, werd een nieuw onderzoek, met een tweede observatieperiode, gewenst geacht, ter beantwoording van de gehele vraagstelling. [betrokkene (voornaam)] is daarom nogmaals, van 3 februari 2021 tot en met 10 maart 2021, op de observatieafdeling van [organisatie 1] opgenomen, waarbij nieuwe onderzoekers zijn ingezet.
Uit het naar aanleiding van deze observaties opgemaakte adviesrapport van [organisatie 1] blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij [betrokkene (voornaam)] , te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Bij [betrokkene (voornaam)] werd een chromosomale deletie gevonden. Van deze deletie is bekend dat deze het risico op een aantal psychische problemen in het algemeen licht verhoogt. Op individueel niveau, dat van [betrokkene (voornaam)] , kan echter niet worden vastgesteld of de deletie zijn persoonlijkheidsontwikkeling heeft beïnvloed.
Verder is er sprake van een hoog niveau van psychopathie. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Op basis van de bevindingen van [organisatie 1] adviseren de deskundigen om de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS-maatregel. De rechtbank sluit zich aan bij de adviezen van de deskundigen en acht een omzetting in een TBS-maatregel aan de orde.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van deze beslissing. Uit de Memorie van Toelichting, TK 2012-2013, 33 498, nr. 3 volgt dat alleen voor de uitzonderlijke gevallen dat de veiligheid van de samenleving hierom vraagt, omzetting van de PIJ-maatregel in TBS mogelijk is gemaakt. Daarbij is overwogen dat het IVRK en de gedachte achter de tijdelijkheid van jeugdsancties niet aan omzetting in de weg staan.
Gebleken is echter dat [betrokkene (voornaam)] ondanks de lange duur en de behandeling nog steeds zeer recidivegevaarlijk is. Bij hem is sprake van zeer ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Door de behandelaars wordt aangenomen dat bij invrijheidstelling onvermijdelijk recidive zal volgen.
Uit het advies van [verblijfplaats] van 25 juni 2021 en wat op de zitting is besproken, volgt dat alternatieve opties in het kader van voorwaardelijke beëindiging zijn overwogen. Ten aanzien van plaatsing in een forensische psychiatrische kliniek is in het kader van de aanmelding bij de [organisatie 3] overwogen dat er gedurende de afgelopen 6 jaar weinig progressie is geboekt en een behandeling van 1 jaar niet passend en reëel is, gelet op de gebrekkige motivatie en met name de hardnekkigheid van de problematiek bij [betrokkene (voornaam)] . Uitstroom naar een forensische beschermde woonvorm wordt tevens niet wenselijk en verantwoord geacht, omdat de ondersteuning, sturing en het toezicht onvoldoende zullen zijn om de risico’s te kunnen controleren. Daarnaast is er sprake van een verhoogd risico in een dergelijke setting, gelet op de samenstelling van de doelgroep op zo’n locatie. Dat geldt ook voor een uitstroom naar de woning van zijn moeder. Verder is plaatsing in het kader van de Wet Zorg en Dwang overwogen, maar [betrokkene (voornaam)] voldoet niet aan de criteria dat er sprake moet zijn van een psychogeriatische stoornis of een verstandelijke beperking, waardoor deze optie ook niet passend wordt geacht. Daarnaast is plaatsing in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg overwogen, waarbij vereist is dat redelijkerwijs te verwachten is dat verplichte zorg effectief is en plaatsing iedere 6 maanden opnieuw gewogen dient te worden. Hierbij wordt niet verwacht dat dit effectief gaat zijn voor [betrokkene (voornaam)] , omdat er dan steeds op korte termijn mogelijk zicht is op uitstroom waardoor lijdensdruk niet veel zal toenemen en hij zich waarschijnlijk niet zal committeren aan behandeling. Mevrouw [E] heeft op de zitting verklaard dat het feit dat na een eerste beoordeling bij 6 maanden een beoordeling na langere tijd mogelijk is, zou betekenen dat er niet telkens een strijd hoeft te worden gevoerd, maar dat zij zich afvraagt bij welke instelling [betrokkene (voornaam)] terecht zou kunnen. [betrokkene (voornaam)] is namelijk in de loop van de tijd bij ongeveer 20 instellingen aangemeld, maar nergens hebben ze hem kunnen laten opnemen. Met de huidige rapportages is het ook niet te verwachten dat een instelling hem zal willen opnemen.
Omdat de met de behandelmaatregel samenhangende doelen niet zijn gerealiseerd en van [betrokkene (voornaam)] nog steeds gevaar uitgaat, terwijl er geen geschikte alternatieven zijn, acht de rechtbank een langdurige behandeling, in een volwassen forensisch gesloten kader met een hoog beveiligingsniveau, noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel eist en zal derhalve aldus beslissen.
Afwijzing van de vordering tot het stellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging af en licht dit als volgt toe.
Op grond van artikel 6:6:33, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) eindigt met de omzetting de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen onvoorwaardelijk. De rechtbank ziet dan ook geen wettelijke grondslag voor de door de officier van justitie gedane vordering tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging.
De officier van justitie heeft de vordering ingediend om ervoor te zorgen dat [betrokkene (voornaam)] in de [verblijfplaats] zal verblijven tot aan het moment waarop de beslissing op de vordering tot omzetting in de TBS-maatregel onherroepelijk is. De rechtbank heeft met de officier van justitie geconstateerd dat bij omzetting artikel 6:6:11, vierde lid, Sv niet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Hierdoor is niet bepaald dat de PIJ-maatregel van kracht blijft totdat onherroepelijk is beslist op de vordering tot omzetting daarvan. De rechtbank wijst in dit verband echter op artikel 6:6:37 Sv, dat voorziet in enkele procedurele voorschriften bij de behandeling van een vordering tot verlenging van enige termijn of andere mogelijke actie, verbonden aan de tenuitvoerlegging van een maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen of een gedragsmaatregel. In artikel 6:6:37 derde lid, Sv wordt artikel 6:6:11, zevende lid, tweede volzin, Sv van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 6:6:11, zevende lid, Sv luidt: “De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het vijfde of zesde lid. In afwachting van de beslissing wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.”
Dit artikellid lijkt te zien op (specifieke) situaties waarin de rechter-commissaris heeft te beslissen op vorderingen van het Openbaar Ministerie aangaande de terbeschikkinggestelde, maar de tweede volzin kan naar het oordeel van de rechtbank breder worden opgevat, namelijk dat de veroordeelde tegen iedere beslissing ter zake van de PIJ-maatregel niet in vrijheid wordt gesteld. Dit volgt uit de nota van wijziging, TK 2019-2020, 35 436, nr. 7. Per 25 juli 2020 is de verwijzing van artikel 6:6:37, derde lid, Sv, gecorrigeerd, in die zin dat
“De artikelen 6:6:15 tot en met 6:6:17”zijn vervangen door
“De artikelen 6:6:11, zevende lid, tweede volzin, en 6:6:15 tot en met 6:6:17”. Volgens de Nota wordt hiermee verduidelijkt dat als er hoger beroep wordt ingesteld tegen een beslissing ter zake van de PIJ-maatregel, de veroordeelde in afwachting van de beslissing niet in vrijheid wordt gesteld.
Voorgaande betekent dat [betrokkene (voornaam)] op grond van artikel 6:6:37, derde lid, Sv in samenhang bezien met artikel 6:6:11, zevende lid, tweede volzin Sv, niet in vrijheid wordt gesteld bij het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing van de rechtbank. Hiermee is het door de officier van justitie geschetste probleem ondervangen. Wel ziet de rechtbank, gelet op de belangen, de noodzaak van een voortvarende behandeling in hoger beroep. De officier van justitie heeft op de zitting toegezegd dat zij bij een eventueel hoger beroep hiervoor zorg zal dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [betrokkene] in de maatregel van terbeschikkingstelling;
- beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot het vaststellen van bijzondere voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting van jeugdigen van [betrokkene] .
Deze beslissing is genomen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. C.S. Schoorl en N.M.H. van Ek, rechters, bijgestaan door mr. R. Jaâter als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 30 juli 2021.
De oudste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.