ECLI:NL:RBMNE:2021:4109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 20/2464 en 20/2468
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunningen voor kavelontsluiting in experimenteel bestemmingsplan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2021, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een beroep van omwonenden tegen omgevingsvergunningen die zijn verleend voor de bouw van woningen op kavels in een experimenteel bestemmingsplan in Almere. De eisers, eigenaren van een kavel, hebben bezwaar gemaakt tegen de wijze van ontsluiting van de percelen van de vergunninghouders, die hun kavels willen ontsluiten via een andere route dan de hoofdregel van het bestemmingsplan voorschrijft. De rechtbank oordeelt dat de eisers geen procesbelang hebben, omdat de omgevingsvergunningen niet de verplichting met zich meebrengen dat de vergunninghouders hun percelen langs één zijde moeten verhardingen voor kavelontsluiting. De rechtbank concludeert dat de eisers met hun beroep niet kunnen bereiken wat zij voor ogen hebben, namelijk dat de vergunninghouders hun percelen anders zouden ontsluiten. De rechtbank verklaart het beroep van eisers niet-ontvankelijk en wijst op het ontbreken van procesbelang. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/2464 en 20/2468

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser/eiseres 1] en [eiser/eiseres 2] uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. D.S. Muller),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: E. Coumou).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
- aan de zaak UTR 20/2464:
[derde-partij 1]uit [woonplaats] .
- aan de zaak UTR 20/2468:
[derde-partij 2A] en [derde-partij 2B]uit [woonplaats] .

Inleiding

1. In 2016 heeft de gemeenteraad van Almere het bestemmingsplan [.] vastgesteld. Dat bestemmingsplan heeft een experimenteel karakter. Het is de bedoeling dat initiatiefnemers die een kavel kopen in het plangebied met elkaar de inrichting van het gebied en de voorzieningen in het gebied regelen. Zij zijn zelf ook verantwoordelijk voor de ontsluiting van de verschillende percelen.
*
2. Eisers zijn eigenaar van kavel [nummeraanduiding 1] , waar zij hun woning op hebben gebouwd. Hun perceel ontsluit aan de noordwestkant, richting de [straatnaam] . [derde-partij 1] is eigenaar van het naastgelegen kavel [nummeraanduiding 2] . [derde-partij 2A] en [derde-partij 2B] zijn eigenaar van het kavel [nummeraanduiding 3] , dat langs de zuidoostkant van de kavels van eisers en [derde-partij 1] ligt.
3. [derde-partij 1] en [derde-partij 2A] en [derde-partij 2B] willen op hun kavels een woning bouwen. Zij zijn van plan om hun percelen te ontsluiten richting het oosten, langs de zuidoostkant van het perceel van eisers. Daarbij willen ze een keerlus aanleggen in de noordoostelijke punt van het perceel van [derde-partij 2A] en [derde-partij 2B] . Zij hebben bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd.
4. Het college heeft in de besluiten van 28 en 29 mei 2020 aan respectievelijk [derde-partij 2A] en [derde-partij 1] een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan. De besluiten zijn voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, waarbij eisers een zienswijze hebben ingediend. Eisers zijn in beroep gegaan tegen beide besluiten.
5. De beroepen zijn behandeld op de zitting van 17 juni 2021. Eisers waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Derde-partijen [derde-partij 2A] en [derde-partij 2B] waren aanwezig.

Overwegingen

6. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eisers niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot die conclusie is gekomen.
7. Procesbelang is het belang dat eisers hebben bij de uitkomst van deze procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat eisers voor ogen staat wel met deze procedure kan worden bereikt.
8. Eisers willen met deze procedure bereiken dat de ontsluiting van de percelen anders wordt geregeld. Eerder zijn verschillende opties voor ontsluiting van de percelen besproken. De vergunninghouders hebben gekozen voor optie wit. Eisers hebben de voorkeur voor optie oranje, waarbij de keerlus verder van hun perceel af komt te liggen. Volgens eisers hebben zij bij optie oranje minder (licht)hinder van verkeer op de keerlus. Eisers waren in de veronderstelling dat er overeenstemming was over optie oranje.
9. Het is eisers er dus om te doen dat optie wit van tafel gaat. De rechtbank kan daar echter geen uitspraak over doen, omdat ontsluiting van de percelen via optie wit geen rechtsgevolg is van de genomen besluiten. De reden daarvoor is als volgt.
10. In het bestemmingsplan zijn ontwikkelregels vastgelegd. In artikel 13.7, onder d, is bepaald dat ‘ten minste één zijde van de kavel wordt aangewezen voor de verharding / infra ten behoeve van de kavelontsluiting’. In artikel 13.7.2 staat een afwijkingsbevoegdheid: Het college kan afwijken van artikel 13.7, onder d, ‘ten behoeve van een kavelontsluiting die niet is gelegen langs een kavel, met dien verstande dat: a. Door de specifieke vorm van de kavel een kavelontsluitingsweg, voor zover deze niet is gelegen langs een zijde van de kavel, leidt tot een lager percentage verharding / infra; b. De afwijking de meest efficiënte wijze van ontsluiten van aansluitende kavels niet in de weg staat.’
11. Het college heeft in dit geval gebruik gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 13.7.2.
12. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestemmingsplan dat het rechtsgevolg van de omgevingsvergunningen is dat de verplichting uit artikel 13.7, onder d, niet meer geldt. De vergunninghouders zijn dus niet meer verplicht om één zijde van hun perceel te verharden voor kavelontsluiting. Het rechtsgevolg is niet dat een specifieke wijze waarop de vergunninghouders hun perceel dan wél willen ontsluiten wordt vastgelegd. De keuze voor optie wit maakt geen onderdeel uit van de afwijking.
13. Op de zitting hebben eisers erkend dat zij er op zichzelf geen probleem mee hebben dat de vergunninghouders hun percelen niet volgens de hoofdregel van artikel 13.7, onder d, langs één zijde van hun kavels ontsluiten. Hun voorkeursoptie oranje gaat er ook van uit dat de percelen niet langs één zijde van de kavels ontsluiten. Het beroep van eisers is dus niet gericht tegen het rechtsgevolg van de omgevingsvergunningen. Daarom hoeft de rechtbank ook niet meer te bespreken of is voldaan aan de vereisten om af te wijken van artikel 13.7, onder d, van het bestemmingsplan.
14. Op basis van het bestemmingsplan is er ook geen aanlegvergunning nodig voor de aanleg van de kavelontsluiting. De keuze voor optie wit dan wel optie oranje kan dus gemaakt worden zonder bestuursrechtelijke toestemming van het college. Die keuze is dus enkel afhankelijk van de civielrechtelijke (eigendoms)verhoudingen tussen partijen.
15. Omdat eisers met deze procedure niet kunnen bereiken wat hen voor ogen staat, namelijk dat optie wit van tafel gaat, is er geen sprake van procesbelang.
16. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. E.M. van der Linde en mr. R.C. Moed, leden, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 augustus 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de voorzitter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
*Ivm de herleidbaarheid naar natuurlijke personen is de afbeelding bij 1. verwijderd.