In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 16 juni 2021, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiser heeft het griffierecht van € 49,- niet op tijd betaald, wat leidt tot de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft eiser op 15 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Deze brief is echter niet door eiser afgehaald en is geretourneerd aan de rechtbank. Vervolgens is de brief per gewone post opnieuw verzonden, waarbij is aangegeven dat de termijn niet opnieuw aanvangt.
De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het betalen van griffierecht een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van een beroep. Aangezien eiser geen geldige reden heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Awb. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.