ECLI:NL:RBMNE:2021:4084

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
21/2111
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door de heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. Eiser stelt dat hij zijn bezwaarschrift op 1 april 2020 heeft ingediend en dat verweerder dit bezwaarschrift op 1 april 2021 heeft ontvangen. Volgens de wet had verweerder uiterlijk op 31 december 2020 moeten beslissen. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gestuurd. In dit geval is het beroep kennelijk gegrond, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.

De rechtbank stelt vast dat verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft verzocht om vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank oordeelt dat er geen recht op vergoeding is, omdat niet is gebleken van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt de dwangsom op. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: P.J. Voorsluijs)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser stelt dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend op 1 april 2020. Uit de door eiser overgelegde ontvangstbevestiging van 6 april 2020 blijkt dat verweerder het bezwaarschrift ook op 1 april 2021 heeft ontvangen. Verweerder had daarop uiterlijk 31 december 2020 moeten beslissen.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 5 maart 2021 tot 16 april 2021 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Eiser heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit betreft een limitatieve opsomming. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een derde, dan wel dat eiser andere kosten heeft gemaakt als genoemd in het Bpb. Van een vergoeding van de proceskosten is daarom geen sprake.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.