ECLI:NL:RBMNE:2021:4083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
21/2110
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar, ingediend op 1 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaarschrift op 1 april 2021 heeft ontvangen en dat er uiterlijk op 31 december 2020 een beslissing had moeten worden genomen, conform artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is verweerder verplicht een dwangsom te betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, verschuldigd van 5 maart 2021 tot 16 april 2021. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.

Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van haar proceskosten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom is er geen recht op proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, omdat het beroep gegrond is. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres stelt dat zij haar bezwaarschrift heeft ingediend op 1 april 2020. Uit de door eiseres overgelegde ontvangstbevestiging van 6 april 2020 blijkt dat verweerder het bezwaarschrift ook op 1 april 2021 heeft ontvangen. Verweerder had daarop uiterlijk 31 december 2020 moeten beslissen. Dat staat in artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 5 maart 2021 tot 16 april 2021 en bedraagt € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van haar proceskosten. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit betreft een limitatieve opsomming. De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een derde, dan wel dat eiseres andere kosten heeft gemaakt als genoemd in het Bpb. Van een vergoeding van de proceskosten is daarom geen sprake.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.