In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar, ingediend op 1 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaarschrift op 1 april 2021 heeft ontvangen en dat er uiterlijk op 31 december 2020 een beslissing had moeten worden genomen, conform artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is verweerder verplicht een dwangsom te betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, verschuldigd van 5 maart 2021 tot 16 april 2021. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft ook verzocht om vergoeding van haar proceskosten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarom is er geen recht op proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, omdat het beroep gegrond is. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.