Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[opposant] , te [plaats] , opposant.
Procesverloop
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Overwegingen
P.W. Hogenbirk, griffier.
Rechtbank Midden-Nederland
Deze uitspraak betreft het verzet dat opposant heeft ingediend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 21 april 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist had niet tijdig beslist op het bezwaar van opposant, wat leidde tot de eerdere uitspraak. Opposant ging in verzet omdat hij meende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak en dat er geen zitting nodig was. De zitting vond plaats op 16 juli 2021, waarbij opposant aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door mr. R. Snijder.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college niet tijdig had beslist op het bezwaar van opposant. De rechtbank oordeelde dat het college de verplichting had om vóór het einde van de beslistermijn aan te geven dat het gebruik wilde maken van een adviescommissie, wat niet was gebeurd. Hierdoor had het college uiterlijk op 8 september 2020 moeten beslissen, maar dit was niet gebeurd. Opposant had het college op 20 oktober 2020 in gebreke gesteld, en de rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling niet te vroeg was ingediend. Het college had pas op 13 juli 2021 een beslissing genomen, wat te laat was.
Op basis van deze overwegingen verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en verviel de eerdere uitspraak van 21 april 2021. De rechtbank verwees de zaak terug naar het betreffende team voor verdere behandeling, aangezien opposant het niet eens was met het alsnog genomen besluit. Er was geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.