4.3Het oordeel van de rechtbank
Proces-verbaal van aangifte van 11 februari 2020, gedaan door [slachtoffer] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Vandaag 11 februari 2020 rond 15.30 uur.
V: Waar is het gebeurd?
A: Het Mollenbos aan de Arnhemsebovenweg te Driebergen.
Ik liep op het bospad en de man voegde van links achter in vanaf een ander bospad.
“Mevrouw mevrouw” daar begon hij mee. Volgens mij heb ik gelijk tegen hem gezegd ga weg. Hij ging harder lopen. Toen zei ik nog een keer: ga weg, ik wil dit niet. Hij ging weer harder lopen en toen liep hij naast me. De man pakte mij beet bij mijn arm. Mijn rechter bovenarm. Ik denk dat ik toen al schreeuwde naar hem: Ik wil dit niet. Ik wil dat je weggaat.
Ik ben steeds harder gaan lopen. Ik durfde niet te rennen. Hij heeft mij vast gehouden totdat hij wegliep. En steeds steviger.Ik ging schreeuwen: laat me los ik wil dit niet. Hij zei: sssttt stil maar. Ik voelde dat zijn greep anders werd en toen voelde ik dat hij bewust mijn borst aanraakte. Hij had me vast aan mijn bovenarm maar dan aan de binnenkant.
Ik kon me niet los rukken. Hij heeft getracht mij naar de zijkant naar de bosjes te trekken. Ik had voldoende kracht om zelf op het pad te blijven en te blijven schreeuwen.
V: Toen je voelde dat zijn greep anders werd, wat voelde je dan?
A: Hij hield mijn bovenarm vast en hij duwde mijn arm bewust naar mijn borst. Zijn hand zat dus tussen mijn borst en mijn arm in. Zijn greep zat nog wel op mijn bovenarm. Hij raakte mijn borst dus met de buitenkant van zijn hand aan.
In dat stukje was het dat hij zei dat hij wilde neuken en ik heb verstaan dat ik geil was en dat ik echt wel zou willen. En hij trok me weer in de richting van de bosjes weg van het pad.
Ik werd steeds banger. Ik zag mijn overbuurvrouw en haar vriendin en ik zag dat ze mij zagen. Ik heb geroepen naar hen. Ik denk dat ze eerst niet in de gaten hadden wat er aan de hand was en ik heb weer hard geroepen en toen kwamen ze mijn kant uit en toen liet de man mij los en hij ging weg.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 24 februari 2020 inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
A: Ik liep met een vriendin in het bos. Op een gegeven moment zag ik een vrouw met een hond en een vermoedelijke partner op dat moment. Ik hoorde de vrouw wel “Help” roepen maar ik dacht dat ze een spelletje speelde met de hond en de man. Toen ze dichterbij kwamen hoorde ik de vrouw nogmaals “Help” roepen en toen leek het ook wat meer alsof er iets aan de hand was. Ik zag haar op een afstand van 50 tot 100 meter. Toen we de vrouw zo hoorde roepen “Help, deze man is gek”, zijn mijn vriendin en ik wel haar kant op gelopen. Ik zag toen dat de man van de vrouw weg liep. De vrouw vertelde dat ze vast gepakt was door de man en dat hij haar had geprobeerd de bosjes in te trekken omdat hij haar wilde neuken. Omdat ik zag hoe overstuur ze was heb ik de politie gebeld.
V: Wanneer heeft dit plaatsgevonden?
A: Dinsdag 11 februari.
V: Wat is de precieze locatie waar het is gebeurd?
A: Het is in ieder geval in Driebergen Zeist.
V: Wat was de toestand van de buurvrouw van je vriendin toen jullie haar zagen?
A: Paniekerig, ze had traanogen. Heel erg trillerig.
Proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2020, opgemaakt door verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
Op dinsdag 11 februari 2020 omstreeks 15.38 uur krijgen wij het verzoek te gaan naar de Arnhemse Bovenweg, kruising Baden Powellaan in Driebergen. Op deze locatie zou zojuist een vrouw zijn aangerand door een man. Wij hoorde dat de man aan het volgende signalement voldeed:
- blanke man;
- ongeveer 30 jaar oud;
- rossig haar;
- normaal postuur;
- groene ogen;
- donkerblauwe jas met knoppen;
- groene broek;
- stoffen pet op zijn hoofd.
Wij hoorden dat de man vanaf de Baden Powellaan in de richting van het bos was gelopen. Het is ons bekend dat je vanaf de Baden Powellaan een bosgebied in loopt alwaar je uiteindelijk op de Austerlitzseweg uit komt of in de omgeving van de Hydeparklaan.
Wij zagen op een gegeven moment, halverwege de Hydeparklaan, een man op het fietspad lopen welke aan het opgegeven signalement voldeed.
Bij dit proces-verbaal van bevindingen is een foto van de verdachte gemaakt hoe hij er uit zag ten tijde van zijn aanhouding[rechtbank: deze foto bevindt zich op pagina 10 van het dossier]
.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [1982] te [geboorteplaats] .
Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris van
9 november 2020, inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
Ik toon u de foto van de verdachte op pagina 10 (verdachte staand voor een politieauto) in het strafdossier. Is dat de man die u toen tegenkwam?
Ja, dat is hem.
Hoe lang duurde het vasthouden?
5 tot 7 minuten.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster over wat zich op
11 februari 2020 in het bos in Driebergen heeft afgespeeld voldoende steun in ander bewijs, namelijk in de getuigenverklaring van [getuige] . Hoewel [getuige] niet heeft verklaard dat er sprake was van fysiek contact tussen aangeefster en verdachte, kan uit haar verklaring worden afgeleid dat verdachte zich dichtbij aangeefster bevond. Zó dichtbij, dat [getuige] aanvankelijk dacht dat aangeefster en verdachte bij elkaar hoorden. [getuige] heeft aangeefster meerdere keren om hulp horen roepen. De eerste keer dacht [getuige] nog dat aangeefster een spelletje speelde met verdachte en de hond. Toen er nogmaals om hulp werd geroepen bleek [getuige] dat aangeefster dit serieus bedoelde, waarna zij naar aangeefster toe liep. De beschrijving van deze gebeurtenis komt geheel overeen met de verklaring van aangeefster. De rechtbank ziet, tot slot, bevestiging van de door aangeefster beschreven gang van zaken in wat [getuige] heeft verteld over de gemoedstoestand van aangeefster kort na het incident. [getuige] heeft namelijk verklaard dat aangeefster overstuur en paniekerig was.
Op basis van de aangifte, op onderdelen gesteund door de verklaring van [getuige] , gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte aangeefster bij haar rechterbovenarm heeft gepakt, haar arm gedurende een aantal minuten stevig heeft vastgehouden, waarbij hij meerdere keren heeft geprobeerd om aangeefster richting de bosjes te trekken en haar borst met zijn hand heeft aangeraakt.
Anders dan de raadsman twijfelt de rechtbank niet aan de intentie van verdachte bij zijn handelen. Verdachte heeft zijn intentie - het verkrachten van aangeefster - immers duidelijk kenbaar gemaakt toen hij tegen aangeefster zei dat hij met haar wilde neuken, dat zij geil was en dat zij echt wel zou willen. De mate van kracht waarmee verdachte aangeefster vasthield en richting de bosjes probeerde te bewegen acht de rechtbank bij deze beoordeling niet relevant. Dat verdachte als er geen voorbijgangers waren geweest uiteindelijk misschien niet elk mogelijk verzet van aangeefster zou hebben gebroken, doet niet af aan de intentie van verdachte om aangeefster te verkrachten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 februari 2020 te Driebergen heeft geprobeerd om aangeefster te verkrachten.