ECLI:NL:RBMNE:2021:4062

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/3057
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

Op 25 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten. De verzoeker had een handhavingsverzoek ingediend dat door verweerder was afgewezen in een besluit van 15 juni 2021. Hierop heeft verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker het griffierecht niet had betaald, wat leidde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de indiener van een verzoek om voorlopige voorziening verplicht is het griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier stelt een termijn voor betaling, en als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, kan de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk behandelen. In deze zaak heeft verzoeker een aangetekende brief ontvangen waarin hij werd verzocht het griffierecht te betalen, maar deze brief werd onbestelbaar geretourneerd omdat verzoeker deze niet had afgehaald.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker zonder goede reden het griffierecht niet tijdig heeft betaald, en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3057

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 juni 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoeker afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. In deze zaak worden partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoeker heeft namelijk het griffierecht niet betaald. De voorzieningenrechter kan de zaak daarom niet inhoudelijk behandelen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening moet griffierecht betalen. Dit volgt uit artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald (artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, vijfde lid, van de Awb). Het hele bedrag moet binnen de gestelde termijn bijgeschreven zijn op de rekening van de rechtbank of binnen die termijn betaald zijn op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Dit volgt uit de artikelen 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb. Dat is alleen anders als voor het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven.
4. Bij aangetekend verzonden brief van 29 juli 2021 is verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Deze brief is echter op 18 augustus 2021 onbestelbaar geretourneerd met de mededeling dat verzoeker de brief niet heeft afgehaald. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de track & trace-gegevens van PostNL blijkt dat de aangetekende nota naar het juiste adres is verzonden. Verder blijkt hieruit dat op 31 juli 2021 om 14:46 uur is geprobeerd om de aangetekende nota bij verzoeker te bezorgen, maar dat is dit niet gelukt. Vervolgens is de nota op 2 augustus 2021 om 12:05 bezorgd bij het PostNL-punt, alwaar verzoeker deze kon ophalen. Omdat verzoeker de nota niet heeft opgehaald is hij op 17 augustus 2021 retour afzender gestuurd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het de verantwoordelijkheid van verzoeker is om tijdig zijn post op te halen. Verzoeker heeft daarom zonder goede reden het griffierecht niet tijdig betaald.
5. Het verzoek is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is uitgesproken op
25 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.