Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de hybride zitting van 16 augustus 2021 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoekster gericht tegen mr. E.M. de Stigter, voorzieningenrechter in deze rechtbank;
- de schriftelijke reactie van mr. De Stigter van 17 augustus 2021.
- mevrouw [B] en de heer [A] , namens verzoekster;
- mr. De Stigter;
- mevrouw [C] , namens [bedrijfsnaam] B.V.
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
hick upszaten. Uit het verdere verloop van de zitting, zoals dat blijkt uit het proces-verbaal, blijkt dat de rechter vervolgens een faciliterende rol heeft aangenomen om partijen zo mogelijk bij elkaar te brengen. Zij heeft in dat kader vragen gesteld aan verzoekster en ook in vragende zin de opmerking gemaakt dat de aanzegging, voor zover die nog nodig is, toch nog kan worden gedaan. Hieruit valt niet af te leiden dat zij al een standpunt had ingenomen over de zaak. De opmerking was kennelijk bedoeld om verzoekster inzicht te geven in haar rechtspositie en de procesrisico’s in het onderhandelingsproces en geeft geen blijk van (de schijn van) partijdigheid.