ECLI:NL:RBMNE:2021:4047
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaar van een onroerende zaak, en de heffingsambtenaar van de gemeente. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de WOZ-waarde van de woning aan de [adres 1] in [plaats] vastgesteld op € 783.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2019. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar aangetekend, wat door de heffingsambtenaar op 10 september 2020 ongegrond werd verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen op 31 mei en 22 juli 2021, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de heffingsambtenaar door een taxateur. De rechtbank heeft de taxatiematrix van de heffingsambtenaar beoordeeld, die de waarde van de woning onderbouwde met vergelijkingen met referentiewoningen. Eiseres betwistte de waarde en voerde aan dat de referentiewoning [adres 2] niet bruikbaar was vanwege de verkoopdatum en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verschillen in ligging en onderhoud.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank volgde de argumenten van de taxateur en concludeerde dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.