ECLI:NL:RBMNE:2021:403
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke WOB-zaak wegens ontbreken spoedeisend belang
Op 26 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.C. Beijering-Beck, en verweerder, Regio Gooi en Vechtstreek, vertegenwoordigd door mr. W. Lever. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 18 december 2020, waarin gedeeltelijk aan haar verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was tegemoetgekomen. In het kader van dit bezwaar verzocht verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang bij het openbaar maken van bepaalde documenten.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er een spoedeisend belang was dat het noodzakelijk maakte om de beslissing op het bezwaar niet af te wachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de processuele positie van verzoekster niet in gevaar zou komen door het afwachten van de uitkomst van de bezwaarprocedure.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.