ECLI:NL:RBMNE:2021:403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/4755
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke WOB-zaak wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 26 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.C. Beijering-Beck, en verweerder, Regio Gooi en Vechtstreek, vertegenwoordigd door mr. W. Lever. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 18 december 2020, waarin gedeeltelijk aan haar verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was tegemoetgekomen. In het kader van dit bezwaar verzocht verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang bij het openbaar maken van bepaalde documenten.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er een spoedeisend belang was dat het noodzakelijk maakte om de beslissing op het bezwaar niet af te wachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de processuele positie van verzoekster niet in gevaar zou komen door het afwachten van de uitkomst van de bezwaarprocedure.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4755

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 januari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster(gemachtigde: mr. A.C. Beijering-Beck),

en

Regio Gooi en Vechtstreek, verweerder(gemachtigde: mr. W. Lever).

Procesverloop

In het besluit van 18 december 2020 (primaire besluit) is verweerder gedeeltelijk aan het verzoek van verzoekster als bedoeld in artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) tegemoet gekomen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een belangrijke rol. Omdat bij verweerder bezwaar tegen het primaire besluit aanhangig is, dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk maakt in afwachting van een beslissing op dat bezwaar. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om bij wijze van voorlopige voorziening verweerder de geweigerde informatie openbaar te laten maken in het kader van de Wob.
5. Het belang van verzoekster bij het openbaar maken van de documenten is duidelijk. Verzoekster heeft met haar toelichting van 13 januari 2021 echter niet aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft waardoor zij de heroverweging van het primaire besluit in bezwaar niet kan afwachten. Uit de gegeven toelichting valt niet af te leiden dat de processuele positie van verzoekster in de civiele procedure tegen verweerder onomkeerbare (bewijs)schade zal leiden als zij eerst de uitkomst van de bezwaarprocedure afwacht. Op basis van de beschikbare informatie is ook niet op voorhand duidelijk dat verweerder evident in strijd met de Wob heeft geweigerd om documenten openbaar te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken van zodanige spoed die maakt dat verzoekster de beslissing op bezwaar van verweerder niet kan afwachten.
6. Omdat een spoedeisend belang ontbreekt, is het verzoek kennelijk ongegrond en wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 26 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.