ECLI:NL:RBMNE:2021:4007

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
24 augustus 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 691
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag voor woning op basis van hardheidsclausule in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had een urgentieaanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op grond van uitstroom uit een maatschappelijke instelling, omdat zij zich onveilig voelde in de instelling waar zij verbleef. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Almere 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening, waaronder de eis dat zij minimaal twee jaar onafgebroken ingezetene van de gemeente Almere moet zijn geweest. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen, onder verwijzing naar artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de urgentieaanvraag door het college terecht was en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere , verweerder

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

In het besluit van 13 augustus 2020 (primaire besluit) heeft verweerder de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen.
In het besluit van 12 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021 via Skype. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

De feiten
1. Op 17 juli 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een urgentieverklaring op grond van uitstroom maatschappelijke instelling. [1] Eiseres woont momenteel begeleid op een behandellocatie voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblematiek van Humanitas-DMH (locatie Boelijn) in de gemeente [woonplaats] . Eiseres verzoekt om een urgentieverklaring, omdat zij zich in de instelling door een incident onveilig voelt en regelmatig paniekaanvallen krijgt. Voor de persoonlijke ontwikkeling van eiseres is het van belang dat zij zelfstandig gaat wonen met ambulante begeleiding.

Het bestreden besluit

2. Bij het primaire besluit heeft verweerder naar aanleiding van het advies van de externe urgentiecommissie van de gemeente [woonplaats] de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft deze afwijzing in zijn beslissing op bezwaar gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres niet voldoet aan de gestelde algemene voorwaarde van de Huisvestingsverordening [woonplaats] 2019 (Huisvestingsverordening) dat zij direct voorafgaande aan het verblijf in een instelling minimaal twee jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de gemeente [woonplaats] . [2] Daarnaast voldoet eiseres niet aan de algemene voorwaarde van de Huisvestingsverordening dat zij er alles aan gedaan heeft om het probleem op te lossen; andere oplossingen zijn niet mogelijk of zijn uitgeput. [3] Omdat eiseres niet aan deze algemene voorwaarden voldoet, heeft verweerder de medische situatie van eiseres niet aan een keuringsarts voorgelegd. Verweerder heeft op grond van de hardheidsclausule geen urgentieverklaring aan eiseres verleend, omdat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die daartoe aanleiding geven.
3. Niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening. In geschil is of verweerder in redelijkheid de hardheidsclausule niet heeft kunnen toepassen.

De hardheidsclausule

4. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 EVRM. Eiseres meent dat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. Eiseres heeft een zeer bewogen leven gehad. Als minderjarige is eiseres zonder dat zij daar invloed op had van een maatschappelijke instelling in de gemeente [woonplaats] overgeplaatst naar een instelling in de gemeente [woonplaats] . Het was voor eiseres daardoor technisch gezien niet mogelijk om te voldoen aan de voorwaarde dat zij direct voorafgaande aan het verblijf in deze instelling twee jaar onafgebroken ingezetene is geweest in de gemeente [woonplaats] . Door de tijd in de maatschappelijke instelling heeft eiseres inmiddels wel een binding opgebouwd met de gemeente [woonplaats] . Voor de psychische gesteldheid van eiseres is het van belang dat zij in [woonplaats] blijft wonen en dat zij niet weer naar een andere gemeente verhuist waar zij geen binding mee heeft. De problemen die voortvloeien uit het feit dat de gemeente [woonplaats] geen regioafspraken heeft gemaakt met de gemeente [woonplaats] over de uitstroom uit een maatschappelijke instelling, kunnen niet voor rekening van eiseres komen. Vanuit medisch oogpunt is het van belang dat zij uitstroomt uit de maatschappelijke instelling. In de instelling heeft eiseres namelijk een vervelend incident meegemaakt, waardoor zij zich daar onveilig voelt en paniekaanvallen krijgt. Eiseres moet voor een urgentieverklaring in aanmerking komen, omdat zij tot 2 december 2021 een indicatie heeft. Als de indicatie afloopt en niet wordt verlengd, komt zij op straat te staan. Op de zitting stelt eiseres dat zij verder geen familie heeft en dat zij zich vasthoudt aan de kennissen die zij in [woonplaats] heeft leren kennen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die aanleiding geven om op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring aan eiseres te verstrekken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de stukken die eiseres heeft overgelegd – de brief van Humanitas-DMH en ’s Heeren Loo en het journaal van de huisarts – niet blijkt dat eiseres gelet op haar medische situatie en het door haar gestelde incident niet in de instelling kan blijven. Verweerder heeft verder gemotiveerd toegelicht dat eiseres haar woonprobleem kan oplossen door te reageren op kamers, studio’s studentenwoning of woningen in krimpgemeenten. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt niet dat het noodzakelijk is dat zij een eigen zelfstandige woonruimte krijgt of dat het niet van haar kan worden gevergd dat zij buiten de regio [woonplaats] woonruimte zoekt. De rechtbank begrijpt de wens van eiseres om in [woonplaats] te blijven wonen, omdat zij daar een binding mee heeft opgebouwd, maar dat betekent op zichzelf niet dat zij niet naar een andere gemeente zou kunnen verhuizen. Tussen partijen is niet in geschil dat er in het maken van regioafspraken over de uitstroom uit een maatschappelijke instelling tussen de gemeenten [woonplaats] en [woonplaats] iets is misgegaan. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank alleen niet dat verweerder daarom de hardheidsclausule had moeten toepassen. Het feit dat er geen regioafspraken zijn gemaakt heeft verweerder in zijn besluitvorming meegenomen en zich in dat kader niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dat onvoldoende gewicht in de schaal legt om tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan. Het feit dat de indicatie van eiseres voor verblijf in de maatschappelijke instelling tijdelijk van aard is en aan het einde van dit jaar afloopt, maakt het voorgaande niet anders. De indicatie van eiseres loopt tot 2 december 2021. De vraag of de indicatie verlengd kan worden zal tegen die tijd beoordeeld moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.

De conclusie

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 11, tweede lid, aanhef en onder d, van de Huisvestingsverordening Almere 2019.
2.Zie artikel 11, vierde lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening.
3.Zie artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening.