5.3.1Algemene opmerkingen over het bewijs
Tijdens het onderzoek werden de telefoonnummers waarvan de politie vermoedde dat die in gebruik waren bij de verdachten getapt. Volgens de politie maakte verdachte gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] . Verbalisant [verbalisant 1] herkende de stem van verdachte in de tapgesprekken doordat hij verdachte heeft verhoord.
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] . De rechtbank zal verder in dit vonnis naar dat telefoonnummer refereren als ‘het telefoonnummer van [verdachte] ’.
De advocaat vindt dat de verklaring die verdachte op 10 maart 2020 heeft afgelegd bij de politie moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat verdachte bij dat verhoor geen bijstand heeft gehad van een advocaat. Ook de daaruit voortvloeiende – hierboven besproken – stemherkenning moet volgens de advocaat daarom worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. De politie heeft in het proces-verbaal van het verhoor van verdachte op 10 maart 2020 beschreven dat verdachte is meegedeeld dat hij recht heeft op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat, maar dat verdachte daarvan af heeft gezien omdat hij pas die ochtend hoorde dat hij verhoord zou worden en daardoor geen kans had om een advocaat te spreken. In het verhoor is ook uitgewerkt dat verdachte aangaf dat hij antwoord wilde geven op vragen, maar zich soms op zijn zwijgrecht zou beroepen omdat hij zijn advocaat niet had gesproken. Verdachte heeft niet gevraagd of hij alsnog zijn advocaat mocht bellen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om een advocaat te bereiken. Verdachte had voorafgaand aan het verhoor zijn advocaat, al dan niet met iemand anders telefoon, kunnen bellen of de politie kunnen verzoeken om tijdens het verhoor alsnog zijn advocaat te bellen. Verdachte was bewust van zijn recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor, maar heeft daarvan afgezien. Het verweer van de advocaat wordt dan ook verworpen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat indien de rechtbank het verhoor wel had uitgesloten van het bewijs, dat niet betekent dat ook de stemherkenning van de verbalisant die verdachte heeft verhoord zou moeten worden uitgesloten van het bewijs.
5.3.2Bewezenverklaringen
Feit 1
Op donderdag 26 september 2019 kreeg de politie een melding dat mannen fietsen aan het inladen waren in een huurbox op de [adres] in [plaats] . De fietsen zaten nog op slot. Toen de politie daar aankwam, zag zij vijf mannen lopen bij een geopende huurbox. Ook stond er een auto van het merk Citroën met kenteken [kenteken] geparkeerd. Vier mannen gingen in de auto zitten. De bestuurder was [verdachte] en de bijrijder [medeverdachte 4] . Verbalisant [verbalisant 2] zag dat aangifte was gedaan van diefstal van één van de fietsen in de box.
Op camerabeelden van de opslagloods aan de [adres] in [plaats] zag de politie dat op 25 september 2019 een bestelbus binnen komt rijden. Uit de bestelbus stappen drie mannen die verbalisant [verbalisant 3] herkende als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] . De bus staat vol met fietsen die op slot staan. [verdachte] en [medeverdachte 2] laden de fietsen uit en zetten die in het opslaghok.
Op camerabeelden van 26 september 2019 zag de politie dat een Citroën met kenteken [kenteken] binnen komt rijden. Uit de auto stappen vier mannen, die verbalisant [verbalisant 3] herkende als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] halen de fietsen daarna uit het opslaghok en ontdoen de fietsen van trappers en voorwielen.
Op de zitting heeft verdachte verklaard:
“Iemand bij de moskee vroeg of ik kon helpen met het uitladen van fietsen. Ik was meegereden, het was met een witte bus. U houdt mij voor dat de witte bus op 25 september ter plaatse was en de Citroën op 26 september. Dat klopt, u heeft gelijk. Ik ben daar toch twee keer geweest. Op 25 september met een witte bus en op 26 september met een Citroën. De tweede dag vroeg een man om trappers en het voorwiel van de fietsen af te halen. Het klopt dat ik had moeten bedenken dat dit niet helemaal zuivere koffie was. Ik bedacht dat pas later.”
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsstukken blijkt dat verdachte op 25 september 2019 samen met anderen fietsen vanuit een bestelbus in een loods heeft geplaatst. Deze fietsen stonden nog op slot. Bij het uitladen van de fietsen moet dat verdachte zijn opgevallen. De volgende dag is hij teruggekomen en heeft hij samen met anderen de fietsen van het voorwiel en de trappers ontdaan. Van één van de fietsen in de loods was aangifte van diefstal gedaan, maar de rechtbank gaat onder de genoemde omstandigheden ervan uit dat meerdere fietsen van een misdrijf afkomstig waren, omdat algemeen bekend is dat van het overgrote deel van fietsendiefstallen nooit aangifte wordt gedaan. Onder de genoemde omstandigheden had verdachte ook moeten vermoeden dat die fietsen van een misdrijf afkomstig waren.
Feit 2
Op 2 november 2019 deed [slachtoffer] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij die dag om 14.00 uur zijn huis aan de [adres] in [plaats] had verlaten. Om 16.30 uur kwam hij weer terug. Hij zag toen dat de poort en de achterdeur open stonden. De achterdeur, die zijn vrouw bij het verlaten van het huis had afgesloten, was beschadigd. De daders hadden een kluis, sieraden en een grijze kliko meegenomen.Uit de bijlage bij de aangifte blijkt dat ook meerdere munten zijn gestolen.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] van 2 november 2019 om 14.12 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Rij met de kofferbak naar de tuin toe van deze huis
[medeverdachte 5] : Ik heb geen sleutel
[medeverdachte 1] : Ze hebben kloeso he”.
In het hierboven besproken tapgesprek maakte de telefoon van [medeverdachte 1] gebruik van een paallocatie aan de [adres] in [plaats] . De afstand tussen de paallocatie en de plek waar de inbraak plaatsvond is nog geen 500 meter.
Op de camerabeelden van de [adres] in [plaats] zag de politie dat tussen 14.06 uur en 14.22 uur vijf of zes jongens voorbij komen. Om 14.22 uur zijn twee van die jongens te zien. Eén van hen trekt een grijze kliko met zich mee. De jongen met de kliko lijkt een vrij scherpe bocht te draaien, alsof hij van achter de haag van [adres] vandaan komt.[medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 6] zijn op die beelden herkend door verbalisant [verbalisant 4] .
[getuige] zag op 2 november 2019 ter hoogte van de achterkant van de [adres] in [plaats] rond 14.15 uur een man lopen. De man kwam vanuit het voetpad naast de [adres] gelopen. Hij stapte in een licht blauwe personenauto en ging aan de bestuurderskant zitten. De man zag er als volgt uit:
- blank uiterlijk;
- tussen 1.70 en 1.75 meter;
- [.] gelaat;
- licht bruin stijl haar achterover gekamd. Achterzijde opgeschoren;
- gekleed in een donkere jas.
Volgens verbalisant [verbalisant 5] past het signalement dat getuige [getuige] had gegeven bij het uiterlijk van [verdachte] .
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] van 2 november 2019 om 14.25 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Ik en [medeverdachte 6] hebben net een kist/doos gepakt. Mogen we naar boven om hem bij jou open te maken.
[medeverdachte 4] : Wat is mijn percentage?
[medeverdachte 1] : Wij gaan hem met z’n tweeën open maken en zij blijven beneden kijken of er niemand aan komt.
Jaouad: Waar hebben jullie hem vandaan ver weg of dichtbij?
[medeverdachte 1] : Dichtbij maar niet uit [adres]
[medeverdachte 4] : Kom naar boven”.
Op de camerabeelden van flat [adres] zag de politie dat [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] rond 13.40 uur vertrekken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] rijden met de auto weg. De rest verdwijnt in dezelfde richting. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] komen binnen vijf minuten weer terug bij de flat. Om 14.29 uur komen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aanlopen. Ze tillen een zwaar, rechthoekig voorwerp. [medeverdachte 6] komt daar achteraan. Om 14.44 uur komt ook [medeverdachte 5] bij de flat aan. [medeverdachte 3] komt om 15.18 uur aanlopen met een moker in zijn hand. [verdachte] komt erachteraan gerend.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op 2 november 2019 om 15.15 uur zegt [medeverdachte 3] : “Moet ik die ding naar boven brengen ofzo”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Ja breng jij hem naar boven”. Op de achtergrond is te horen dat [medeverdachte 4] zegt: “hun moeten op de uitkijk”.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] van 2 november 2019 om 17.01 uur wordt het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Barkie voor [medeverdachte 4] , bankoe voor [medeverdachte 2] , bankoe voor jou broertje en bankoe voor [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 5] : Joh en de rest doen wij door drieën toch?
[medeverdachte 1] : Joh ja [medeverdachte 6] vind het goed dan vind ik het ook goed”.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen de inbraak heeft gepleegd. Nu verdachte wel bij het huis waar is ingebroken is gezien en een getuige hem achter het stuur heeft zien zitten, acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte bij de inbraak heeft geholpen, door de andere verdachten te vervoeren.
Feit 3
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 2 november 2019 om 14.47 uur werd het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 3] : Zeg tegen [verdachte] : “Rijd naar Gamma, we gaan een moker huren”.
In een tapgesprek tussen de telefoonnummers van [medeverdachte 3] en [verdachte] op 2 november 2019 om 16.34 uur werd het volgende gezegd:
“ [verdachte] : [adres] veldje.
[medeverdachte 3] : Zeg daar heb je bankjes, bij die brug
[medeverdachte 3] : Stop die moker goed daar hè”.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 2 november 2019 een moker bij de Gamma heeft gehuurd en die bij een bankje in een park heeft achtergelaten.
Bewijsoverweging: interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hierboven besproken bewijsstukken stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft op 2 november 2019 een moker bij de Gamma gehuurd. Hij heeft de moker daarna bij een bankje in een park gelegd, in plaats de moker terug te brengen naar de rechtmatige eigenaar, de Gamma. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat anderen de moker terug zouden brengen, is ongeloofwaardig omdat verdachte de moker zelf (nadat die door de betreffende anderen was gebruikt om een kluis open te breken) in een park heeft verstopt. De rechtbank vindt dat verdachte door zo te handelen als heer en meester over de moker is gaan beschikken. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich de moker heeft toegeëigend.