ECLI:NL:RBMNE:2021:3926

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
21/2791
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om handhaving

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 4 augustus 2021, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen. Eiser had op 18 juni 2021 een verzoek om handhaving ingediend, maar verweerder had hierop niet tijdig beslist. De rechtbank stelt vast dat het verzoek op 21 juni 2021 door verweerder is ontvangen en dat verweerder eiser op 24 juni 2021 heeft geïnformeerd dat een beslissing binnen acht weken zou volgen. Verweerder heeft in de daaropvolgende e-mails aangegeven dat er onderzoek werd gedaan naar de situatie, wat tijd kostte. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het nemen van een besluit redelijk is en dat verweerder niet in gebreke is. Eiser had op 29 juni 2021 een ingebrekestelling gestuurd, maar deze was prematuur omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroepschrift te vroeg ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2791

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen, verweerder

(gemachtigde: T. Florissen)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om handhaving van 18 juni 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. De rechtbank stelt vast dat het verzoek om handhaving van 18 juni 2021 op 21 juni 2021 door verweerder is ontvangen. Bij brief van 24 juni 2021, heeft verweerder eiser bericht dat een beslissing op het verzoek om handhaving binnen acht weken na indiening van het verzoek zal volgen. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 28 juni 2021, aangevuld bij
e-mailbericht van 30 juni 2021, erop gewezen dat deze casus serieus wordt opgepakt en daarom eerst onderzoek wordt gedaan om de situatie in kaart te brengen. Tevens heeft verweerder toegelicht dat de eerste stappen zijn gezet in de vorm van extra toezicht op de mogelijke bron van de klachten en dat dit onderzoek tijd kost om tot een representatieve conclusies te komen alvorens een besluit wordt genomen. De rechtbank is, mede gelet op verweerders toelichting, van oordeel dat de termijn waarbinnen op het verzoek zal worden beslist, als redelijk kan worden aangemerkt. Uit het vorenstaande volgt dat de termijn waarbinnen verweerder op het handhavingsverzoek dient te beslissen ten tijde van de indiening van het beroepschrift, en overigens tot op heden, niet is verstreken en dat verweerder daarom niet in gebreke is. De door eiser op 29 juni 2021 aan verweerder gezonden ingebrekestelling was dan ook prematuur.
4. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het beroepschrift te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken op het moment dat eiser het beroepschrift indiende. Gezien het bepaalde in artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit pas worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Daarvan is op dit moment geen sprake.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh griffier
.De beslissing is uitgesproken op 4 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.