Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen Gedeputeerde Staten van Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 4 januari 2021. De rechtbank heeft verweerder verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te dienen, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
Eiser heeft op 4 januari 2021, met een aanvulling op 3 februari 2021, een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Verweerder heeft op 16 maart 2021 een besluit genomen op het verzoek van eiser. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld, omdat hij van mening is dat het besluit incompleet is, aangezien het verzoek om aanvullende informatie van 3 februari 2021 niet is meegenomen in de besluitvorming. Eiser heeft op 7 april 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank constateert dat verweerder inmiddels een beslissing heeft genomen op het verzoek van eiser. Hierdoor is er geen procesbelang meer bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Eiser had in dat geval bezwaar moeten maken tegen het besluit van 16 maart 2021. De rechtbank concludeert dat er geen proceskosten zijn gemaakt die vergoed moeten worden.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.