ECLI:NL:RBMNE:2021:3922

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
21/1637
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 27 mei 2021, staat het beroep centraal van eiser tegen de Minister van Algemene Zaken. Eiser had op 18 januari 2021 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), maar de minister had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister de beslistermijn had verlengd met vier weken, maar dat de termijn op 10 maart 2021 was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft de minister op 18 maart 2021 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft besloten dat de minister alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet de minister het griffierecht van € 181,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1637

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

de Minister van Algemene Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. C.A. Geleijnse)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 18 januari 2021 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 18 januari 2021. Verweerder moet binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 6 van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Verweerder heeft bij brief van 10 februari 2021 de termijn verlengd met vier weken weken. Verweerder had dus uiterlijk op 10 maart 2021 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder 18 maart 2021 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 181,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.