In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door eiser tegen de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Eiser had op 16 december 2020 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), maar de minister had niet tijdig beslist op dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van vier weken voor het nemen van een besluit had overschreden, aangezien de aanvraag op 21 december 2020 was ontvangen en er uiterlijk op 18 januari 2021 een beslissing had moeten zijn. Eiser heeft de minister op 21 januari 2021 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het Wob-verzoek van eiser. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden, maar de rechtbank heeft bepaald dat de minister het griffierecht van € 181,- aan eiser moet terugbetalen.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.