Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiseres sub 1]
[eiseres sub 2]
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2]
[eiseres sub 1] c.s.genoemd en gedaagden worden samen
[gedaagde sub 1] c.s. genoemd.
1.De procedure
- de dagvaarding met producties (productie 1 t/m 13) van [eiseres sub 1] , bij de rechtbank ontvangen op 9 maart 2020,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties (productie 1 t/m 7) van [gedaagde sub 1] c.s., van 22 april 2020,
- de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst ex artikel 217 Rv van [eiseres sub 2] ,
- de conclusie van antwoord in incident van [eiseres sub 1] ,
- de conclusie van antwoord in incident van [gedaagde sub 1] c.s.,
- het vonnis van de rechtbank in incident van 23 september 2020 waarbij [eiseres sub 2] is toegestaan tussen te komen in deze procedure,
- de conclusie van eis (na tussenkomst) van [eiseres sub 2] ,
- de conclusie van antwoord (na tussenkomst) van [gedaagde sub 1] c.s.,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres sub 1] met producties (producties niet doorgenummerd, nieuwe producties 1 t/m 36),
- akte overlegging aanvullende producties (producties niet doorgenummerd, nieuwe producties 1 t/m 7) van [gedaagde sub 1] c.s.,
- akte overlegging nadere producties (productie 37 en 38) van [eiseres sub 1] c.s.
2.Waar de zaak in het kort over gaat
3.Het geschil
€ 30.634,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde sub 1] c.s. in de kosten. Zij vindt dat [gedaagde sub 1] c.s. dit verschuldigd is om de volgende redenen.
- [gedaagde sub 1] heeft op 23 oktober 2019 vanaf de bankrekening van [eiseres sub 2] een bedrag van
- In 2018 heeft [gedaagde sub 1] zonder rechtsgrond tweemaal een bedrag van € 6.050,- overgemaakt van de bankrekening van [eiseres sub 1] naar de bankrekening van [gedaagde sub 2] . Daarom is
- [gedaagde sub 1] heeft spullen die door [eiseres sub 1] aan hem ter beschikking zijn gesteld niet geretourneerd. Deze spullen hebben een waarde van
onmiddellijkeingang mocht opzeggen of dat zij daar een bepaalde termijn bij in acht moest nemen. [eiseres sub 1] heeft drie redenen aangevoerd op grond waarvan zij meent dat onmiddellijk mocht worden opgezegd. [gedaagde sub 1] c.s. voert aan dat er een zwaarwegende reden moet zijn voor een onmiddellijke beëindiging en dat dit er op 22 oktober 2019 niet was.
5.De beslissing
22 september 2021;
22 september 2021bij akte dient uit te laten over de omvang van de schade als genoemd in 4.12 van dit vonnis;
naar de rol van 22 september 2021voor akte aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. en houdt iedere verdere beslissing aan;