In deze zaak heeft eiseres, een 26-jarige vrouw met fysieke beperkingen, een beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten. Eiseres had op 5 september 2019 een melding gedaan voor een aangepaste woning en ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Na een periode van afwachten en een nieuwe aanvraag op 17 maart 2020, heeft verweerder haar een bedrag van € 10.000,- toegekend voor woningaanpassingen, maar dit bedrag werd door eiseres als onvoldoende beschouwd. Verweerder stelde dat er geen noodzaak was voor een maatwerkvoorziening, omdat eiseres geen belemmeringen had om in haar ouderlijke woning te blijven. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat verweerder niet tijdig had gereageerd op haar eerdere melding.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was. De rechtbank stelde vast dat verweerder ten onrechte had nagelaten om een onderzoek te starten naar de behoefte van eiseres aan maatschappelijke ondersteuning. De rechtbank concludeerde dat het bedrag van € 10.000,- niet als een passende maatwerkvoorziening kon worden aangemerkt, omdat verweerder niet had aangetoond dat er geen noodzaak was voor een maatwerkvoorziening. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.