ECLI:NL:RBMNE:2021:3890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
16/045112-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en diefstal met betrekking tot meerdere slachtoffers

Op 17 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en diefstal. De zaak werd behandeld in een openbare zitting, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, presenteerde de vordering en de standpunten, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. P.C. Smit. De rechtbank ontving ook verklaringen van getuigen en deskundigen, waaronder R. Koning van Slachtofferhulp Nederland en M. Beunders van Reclassering Nederland.

De tenlastelegging omvatte vier feiten: stalking van [slachtoffer 1], mishandeling van [slachtoffer 2], diefstal van een tas van [slachtoffer 2], en mishandeling van [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. Na beoordeling van het bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van de feiten 1 en 4, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van belaging en mishandeling van [slachtoffer 1].

De rechtbank achtte echter de feiten 2 en 3 bewezen, waarbij de verdachte op 28 december 2019 [slachtoffer 2] mishandelde en diens tas met inhoud, waaronder een laptop, stal. De rechtbank legde een taakstraf op van 160 uren op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen was verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.045112.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 augustus 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van maandag 22 maart 2021 (politierechter) en dinsdag 3 augustus 2021 (meervoudige kamer). De politierechter heeft de zaak op de zitting van 22 maart 2021 verwezen naar de meervoudige kamer. Op de zitting van dinsdag 3 augustus 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. Juridisch gezien is dus sprake van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van dat wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.C. Smit, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank gesproken met en geluisterd naar R. Koning van Slachtofferhulp Nederland, die namens [slachtoffer 1] heeft opgetreden. Ten slotte is M. Beunders van Reclassering Nederland als deskundige gehoord.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij vier strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 22 april 2019 tot en met 21 november 2020 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
Feit 2
op 28 december 2019 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
Feit 3
op 28 december 2019 in Utrecht een (laptop)tas met inhoud van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
Feit 4
op 14 juli 2018 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet de rechtbank eerst onderzoeken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle vier de feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn.
Voor zover relevant wordt het standpunt van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte vraagt de rechtbank om verdachte van alle vier de feiten vrij te spreken.
Voor zover relevant wordt het standpunt van de verdediging verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak van feit 1
Volgens artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht is het wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk maken op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden of vrees aan te jagen strafbaar. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Er is pas sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wanneer de privacygerechtigde de storing in zijn persoonlijke levenssfeer niet wenst.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier meer dan voldoende aanwijzingen bevat dat verdachte meerdere van de aan hem tenlastegelegde belagingshandelingen heeft verricht. Zo bevat het dossier vele pagina’s aan e-mailberichten, SMS-berichten, Whatsapp-berichten en Instagramberichten die verdachte naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Ook bevat het dossier (een weergave van) diverse geluids- en filmfragmenten, waarin en waarop verdachte te horen en te zien is, terwijl hij [slachtoffer 1] op een vervelende wijze toespreekt. Verder heeft de politie een onderzoek gedaan naar de belhistorie tussen de mobiele telefoons van verdachte en [slachtoffer 1] , waaruit blijkt dat verdachte heel vaak telefonisch contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] . De rechtbank constateert dat de inhoud van de berichten van verdachte veelal dwingend van aard is. Ook benadert verdachte [slachtoffer 1] op een intimiderende en kleinerende wijze. Dat verdachte [slachtoffer 1] veel en vaak heeft lastiggevallen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Of zijn handelingen een strafbare belaging opleveren, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen. Uit het dossier is niet duidelijk geworden of er een aaneengesloten periode is van contact opnemen door verdachte met [slachtoffer 1] terwijl zij dit niet wilde en zo ja, wanneer deze aaneengesloten periode of periodes plaatsvonden.
Voor een bewezenverklaring van belaging moet ook de vraag worden gesteld of sprake was van een wederrechtelijke inbreuk. De raadsvrouw van verdachte heeft bij pleidooi benadrukt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , en de door haar aan de politie verstrekte correspondentie, slechts een beperkt deel van het complete verhaal laten zien. In de visie van de raadsvrouw heeft [slachtoffer 1] verdachte aangetrokken en afgestoten, wanneer het haar uitkwam. Zij zou zelf ook veelvuldig vrijwillig contact gezocht hebben met verdachte. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt als volgt.
Uit het dossier valt af te leiden dat ook [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode regelmatig het initiatief neemt om het contact met verdachte te onderhouden. Ook biedt het dossier aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode – zonder enige vorm van dwang of druk – met en zonder verdachte bij verdachte thuis komt of de kinderen afzet dan wel ophaalt. Dit lijkt ook te volgen uit verschillende deurbel-camerabeelden die namens verdachte zijn getoond.
Hoewel [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte de datum op deze beelden vervalst zou hebben, is deze stelling van [slachtoffer 1] niet verder onderbouwd. Het onderzoek van de politie naar de beelden geeft hierover geen duidelijkheid. Daarbij heeft de raadsvrouw ook nog beelden verstrekt die op de server van het bedrijf Ring staan en is het niet aannemelijk dat verdachte op die beelden de datum kan manipuleren.
De rechtbank leidt uit het voorgaande dan ook af dat [slachtoffer 1] in de aan verdachte ten laste gelegde periode wisselend is geweest in haar houding ten opzichte van verdachte. Zij zocht meerdere malen zelf contact met verdachte en vroeg hem ook dingen voor haar te doen. Daarmee is niet duidelijk dat zij het contact met verdachte telkens niet wenste. [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het zelf contact zoeken en “pleasen” van verdachte moeten worden begrepen als een overlevingsstrategie. Op deze manier probeerde zij verdachte tevreden te houden om te voorkomen dat hij wederom kwetsend en of bedreigend zou worden. De rechtbank kan niet uitsluiten dat dit het geval is geweest, maar dit is ook niet objectief onderbouwd of verifieerbaar.
Alles overziend kan de rechtbank wel vaststellen dat sprake is geweest van een destructieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich ook zeer kwalijk heeft geuit en gedragen ten opzichte van die [slachtoffer 1] . Dat is echter niet voldoende om ook tot een bewezenverklaring van belaging te komen. Omdat de rechtbank te veel twijfels heeft over de vraag of echt sprake was van een wederrechtelijke inbreuk, dient verdachte het voordeel van de twijfel te krijgen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Vrijspraak van feit 4
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om verdachte te veroordelen voor de mishandeling van [slachtoffer 1] op 14 juli 2018. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van deze mishandeling, maar deze aangifte wordt in het dossier onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er zitten in het dossier weliswaar een paar (onduidelijke) foto’s, maar niet kan worden vastgesteld wanneer deze foto’s zijn gemaakt, door wie deze foto’s zijn verstrekt en wie er op de foto’s is te zien.
Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrij gesproken.
Bewezenverklaring van de feiten 2 en 3
Inleiding
De officier van justitie verwijt verdachte dat hij op 28 december 2019 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld en van hem een tas heeft gestolen. Bij de politie noemt [slachtoffer 2] de naam van verdachte als mogelijke dader van de mishandeling en de diefstal. De raadsvrouw van verdachte heeft – vanwege deze belastende verklaring – voorafgaand aan de politierechterzitting van maandag 22 maart 2021 aan de politierechter verzocht om [slachtoffer 2] nader te horen bij de rechter-commissaris. De politierechter heeft dit verzoek afgewezen en daartoe gemotiveerd dat de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat de verklaring van [slachtoffer 2] niet gebezigd zal worden voor het bewijs van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Nu de raadsvrouw van verdachte geen mogelijkheid heeft gehad om [slachtoffer 2] op zijn belastende verklaring te bevragen, kan (en zal) – gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad – de verklaring van [slachtoffer 2] niet voor de bewezenverklaring worden gebruikt.
De bewijsmiddelen
Op 28 december 2019 heeft getuige [getuige] bij de politie verklaard [2] :
Ik stond op de [adres] tegenover het eerste portiek vanaf de [adres] . Terwijl ik daar stond zag ik dat er een man op het trottoir stond van de hoek kruising [adres] – [adres] . Die man zag er als volgt uit:
[.] man;
+- 175cm lang;
Kort zwart haar;
Zwart trainingsjasje;
Zwarte broek;
Had een baardje;
Ik noem hem verder de man met het baardje.
Ik zag op een gegeven moment dat een man uit dat portiek kwam lopen (opmerking verbalisant: getuige wijst het bovengenoemde portiek aan). Deze man liep naar een auto en zette daar zijn tas neer toen de man met baardje naar hem toe kwam lopen. De man met baardje riep tegen de man uit het portiek: “Waarom kom je bij mijn vrouw thuis?!, waarom kom je bij mijn kinderen thuis?!” [..] Ik zag dat de man met baardje de man die uit het portiek kwam toen hard een kopstoot gaf. Ik zag dat hij daarna 2 of 3 keer met zijn rechter vuist de man uit het portiek sloeg. Dit ging wel hard. Daarna pakte de man met baardje een stuk hout uit zijn broekzak of uit de jas van zijn mouw. [..] Hij sloeg de man uit het portiek hier ook nog 1 of 2 keer mee terwijl hij achter hem aan rende. De man uit het portiek was op dat moment al van de man met baardje aan het wegrennen.
[..] Ik zag dat de man met baardje na het slaan de tas die naast de auto stond, dus de tas van de man uit de portiek, oppakte en daar weg nam. [..]
Op 28 december 2019 komt verbalisant [verbalisant] ter plaatse op de [adres] . Hij beschrijft zijn bevindingen als volgt [3] :
Op vrijdag 28 december 2019, omstreeks 6:40 uur waren wij ter plaatse. Ik zag op de hoek van de [adres] een man staan. Ik zag dat de man een bebloed gezicht had. Ik zag dat er een behoorlijke hoeveelheid bloed uit zijn neus kwam. Ik zag tevens dat zijn handen onder het bloed zaten. Deze man bleek later genaamd te zijn: [slachtoffer 2] Geboren [geboortedatum] te [woonplaats] .
Op 30 december 2019 heeft getuige [slachtoffer 1] bij de politie verklaard [4] :
Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . [..] Op vrijdag 27 december 2019 omstreeks 22.30 uur kwam [slachtoffer 2] langs. Ik ontving in de tussentijd berichten van [verdachte] dat hij door had dat ik een man op bezoek had. [..] Omstreeks zaterdag 28 december 2019 om 05.30 uur dachten [slachtoffer 2] en ik dat [verdachte] er niet zou staan en dat [slachtoffer 2] veilig zou kunnen vertrekken.
[slachtoffer 2] heeft de woning verlaten. Op dat moment had [slachtoffer 2] zijn zwarte laptoptas bij zich. Ik had de laptop in de woning gezien. Het was een zilverkleurige laptop van het merk Apple. Ik had gezien dat [slachtoffer 2] de laptop in de tas had gestopt toen hij nog in mijn woning was. [..]
Ik opende het raam aan de zijkant van mijn woonkamer. Ik hoorde een stem die ik herkende als de stem van mijn ex-man [verdachte] . [..] Het enige dat ik heb gehoord is dat [verdachte] schreeuwde “wat doe je bij mijn kinderen?” of woorden van gelijke strekking. Het enige woord dat ik hoorde van [slachtoffer 2] was dat hij stop riep. [..]
Op het moment dat ik beneden kwam zag ik dat [slachtoffer 2] in de ambulance zat. Ik zag dat zijn neus scheef stond. Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer 2] onder het bloed zat. Ik zag dat [slachtoffer 2] bloed spuugde.
Interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 december 2019 [slachtoffer 2] heeft mishandeld en zijn tas met daarin een laptop heeft gestolen. De verklaring die [getuige] hierover heeft afgelegd wordt ondersteund en aangevuld door de bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de verklaring van [slachtoffer 1] . Dat niet verdachte maar een ander de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd – zoals verdachte heeft verklaard – vindt de rechtbank niet geloofwaardig, aangezien getuige [getuige] heeft verklaard dat de dader zei: “Waarom kom je bij mijn vrouw thuis?!, waarom kom je bij mijn kinderen thuis!”. De mishandeling en diefstal vonden plaats aan de [adres] , waar [slachtoffer 1] – de ex-partner van verdachte – woont. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op 28 december 2019 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] :
- één kopstoot tegen het gezicht te geven en
- één of meermaals met een stok tegen het lichaam te slaan en
- meermaals tegen het lichaam te slaan.
Feit 3
op 28 december 2019 te Utrecht een (laptop)tas (met laptop) die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en onder 4 ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2: mishandeling
Feit 3: diefstal

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 78 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft ook gevorderd dat [slachtoffer 1] verder wordt beschermd door aan verdachte een contact- en locatieverbod op te leggen, zoals is neergelegd in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden
Verdachte heeft [slachtoffer 2] een kopstoot gegeven en hem, onder andere met een stok, tegen zijn lichaam geslagen. Daarnaast heeft verdachte een tas met een laptop van [slachtoffer 2] gestolen.
Het is algemeen bekend dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is waarin zich verschillende vitale organen bevinden. Dat het letsel van [slachtoffer 2] relatief beperkt gebleven is, is niet aan het handelen van verdachte te danken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een ernstige mishandeling. Dat verdachte vervolgens ook de tas van [slachtoffer 2] wegneemt, getuigt van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendom en lichamelijke integriteit.
Uit het dossier volgt dat verdachte [slachtoffer 2] heeft staan opwachten en dat verdachte vervolgens [slachtoffer 2] heeft geconfronteerd met het nachtelijke bezoek aan zijn (inmiddels) ex-partner. [slachtoffer 2] is zonder dat hij daartoe enige aanleiding heeft gegeven, het slachtoffer geworden van een ernstige mishandeling. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij meent [slachtoffer 2] aan te moeten vallen, omdat hij wellicht omgang zou hebben met zijn ex-vrouw.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte (het zogeheten ‘uittreksel uit de justitiële documentatie’) blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank niet in het voordeel en niet in het nadeel van verdachte mee.
In het advies van Reclassering Nederland van 15 juli 2021 wordt opgemerkt dat de oplegging van bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde zal hebben om mogelijke risico’s op toekomstige strafbare feiten te beperken. De rechtbank neemt die conclusie over.
Conclusie
Alle onderdelen die hierboven aan de orde zijn geweest, maken dat de rechtbank de volgende straf passend en geboden vindt.
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 160 uren. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt afgetrokken van deze taakstraf.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en legt deze straf ook op in een andere vorm (een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf). Dit komt doordat de rechtbank verdachte van twee feiten vrij spreekt, waaronder van feit 1, terwijl dat feit juist het zwaartepunt is in deze zaak.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten die betrekking hebben op [slachtoffer 1] , legt de rechtbank de verzochte 38v-maatregel niet op.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.700,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat de schade direct verband houdt met het verwijt dat verdachte onder feit 1 wordt gemaakt. De officier van justitie vordert dan ook dat het gehele bedrag aan [slachtoffer 1] wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Als dat niet gebeurt, vindt de raadsvrouw dat de vordering moet worden gematigd, gelet op de grote mate van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer 1] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank van oordeel is dat het onder feit 1 aan verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, brengt dit met zich dat [slachtoffer 1] , als benadeelde partij, niet-ontvankelijk verklaard zal worden in haar vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.B. Venema en C.A. Chanier, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dinsdag 17 augustus 2021.
mr. G. Schnitzler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 april 2019 tot
en met 21 november 2020 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
-naar die [slachtoffer 1] en/of bekenden van die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
e-mailberichten en/of SMS-berichten en/of Whatsapp-berichten en/of
Instagram-berichten en/of geluid- en/of filmopnames te sturen en/of
-meermalen tegen die [slachtoffer 1] en/of bekenden van die [slachtoffer 1] verbaal en/of middels
berichten en/of middels geluids-/ en/of filmopnames te zeggen dat die [slachtoffer 1] en/of
bekenden geen aangifte moeten doen en/of die [slachtoffer 1] en/of bekende niet met elkaar
om mogen gaan en/of dat die [slachtoffer 1] een slechte moeder is en/of dat die [slachtoffer 1] de
hoer uithangt en gestraft zal worden door Allah en/of
-die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermalen, (anoniem) te bellen en/of
-meermalen langs te rijden en/of post te vatten bij de woning van die [slachtoffer 1] en/of bij
de woning van de ouders van die [slachtoffer 1] ,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] :
-één of meerdere kopstoten in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te
geven en/of
-één of meermaals met een stok, althans een hard voorwerp, in/tegen het
gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
-één of meermaals in/tegen het gezicht/hoofd en/of de armen, althans het lichaam,
te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een (laptop)tas (met inhoud) (waaronder een laptop, één of
meerdere passen, een paspoort en/of een (contant) geldbedrag), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4
(voorheen bekend onder parketnummer 16-143277-18)
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
-één of meermaals te duwen en/of
-één of meermaals bij haar keel te grijpen en/of vast te pakken en/of in die keel te
knijpen en/of
-één of meermaal in/tegen het gezicht/hoofd en/of de rug, althans het lichaam, te
slaan en/of stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal die betrekking hebben op de feiten 1 tot en met 3 zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal met nummer PL0900-2020053443 van 8 december 2020 (opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 249). De processen-verbaal die betrekking hebben op feit 4 zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal met nummer PL0900-2018203563 van 25 april 2019 (opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 247).
2.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige van 28 december 2019 (pagina 46 en 47).
3.Zie het proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2019 (pagina 42 en 43).
4.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige van 30 december 2019 (pagina 48 t/m 50).