4.3Het oordeel van de rechtbank
Volgens artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht is het wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk maken op een anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden of vrees aan te jagen strafbaar. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Er is pas sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wanneer de privacygerechtigde de storing in zijn persoonlijke levenssfeer niet wenst.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier meer dan voldoende aanwijzingen bevat dat verdachte meerdere van de aan hem tenlastegelegde belagingshandelingen heeft verricht. Zo bevat het dossier vele pagina’s aan e-mailberichten, SMS-berichten, Whatsapp-berichten en Instagramberichten die verdachte naar [slachtoffer 1] heeft gestuurd. Ook bevat het dossier (een weergave van) diverse geluids- en filmfragmenten, waarin en waarop verdachte te horen en te zien is, terwijl hij [slachtoffer 1] op een vervelende wijze toespreekt. Verder heeft de politie een onderzoek gedaan naar de belhistorie tussen de mobiele telefoons van verdachte en [slachtoffer 1] , waaruit blijkt dat verdachte heel vaak telefonisch contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] . De rechtbank constateert dat de inhoud van de berichten van verdachte veelal dwingend van aard is. Ook benadert verdachte [slachtoffer 1] op een intimiderende en kleinerende wijze. Dat verdachte [slachtoffer 1] veel en vaak heeft lastiggevallen, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Of zijn handelingen een strafbare belaging opleveren, is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen. Uit het dossier is niet duidelijk geworden of er een aaneengesloten periode is van contact opnemen door verdachte met [slachtoffer 1] terwijl zij dit niet wilde en zo ja, wanneer deze aaneengesloten periode of periodes plaatsvonden.
Voor een bewezenverklaring van belaging moet ook de vraag worden gesteld of sprake was van een wederrechtelijke inbreuk. De raadsvrouw van verdachte heeft bij pleidooi benadrukt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , en de door haar aan de politie verstrekte correspondentie, slechts een beperkt deel van het complete verhaal laten zien. In de visie van de raadsvrouw heeft [slachtoffer 1] verdachte aangetrokken en afgestoten, wanneer het haar uitkwam. Zij zou zelf ook veelvuldig vrijwillig contact gezocht hebben met verdachte. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt als volgt.
Uit het dossier valt af te leiden dat ook [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode regelmatig het initiatief neemt om het contact met verdachte te onderhouden. Ook biedt het dossier aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode – zonder enige vorm van dwang of druk – met en zonder verdachte bij verdachte thuis komt of de kinderen afzet dan wel ophaalt. Dit lijkt ook te volgen uit verschillende deurbel-camerabeelden die namens verdachte zijn getoond.
Hoewel [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte de datum op deze beelden vervalst zou hebben, is deze stelling van [slachtoffer 1] niet verder onderbouwd. Het onderzoek van de politie naar de beelden geeft hierover geen duidelijkheid. Daarbij heeft de raadsvrouw ook nog beelden verstrekt die op de server van het bedrijf Ring staan en is het niet aannemelijk dat verdachte op die beelden de datum kan manipuleren.
De rechtbank leidt uit het voorgaande dan ook af dat [slachtoffer 1] in de aan verdachte ten laste gelegde periode wisselend is geweest in haar houding ten opzichte van verdachte. Zij zocht meerdere malen zelf contact met verdachte en vroeg hem ook dingen voor haar te doen. Daarmee is niet duidelijk dat zij het contact met verdachte telkens niet wenste. [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het zelf contact zoeken en “pleasen” van verdachte moeten worden begrepen als een overlevingsstrategie. Op deze manier probeerde zij verdachte tevreden te houden om te voorkomen dat hij wederom kwetsend en of bedreigend zou worden. De rechtbank kan niet uitsluiten dat dit het geval is geweest, maar dit is ook niet objectief onderbouwd of verifieerbaar.
Alles overziend kan de rechtbank wel vaststellen dat sprake is geweest van een destructieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich ook zeer kwalijk heeft geuit en gedragen ten opzichte van die [slachtoffer 1] . Dat is echter niet voldoende om ook tot een bewezenverklaring van belaging te komen. Omdat de rechtbank te veel twijfels heeft over de vraag of echt sprake was van een wederrechtelijke inbreuk, dient verdachte het voordeel van de twijfel te krijgen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om verdachte te veroordelen voor de mishandeling van [slachtoffer 1] op 14 juli 2018. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van deze mishandeling, maar deze aangifte wordt in het dossier onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er zitten in het dossier weliswaar een paar (onduidelijke) foto’s, maar niet kan worden vastgesteld wanneer deze foto’s zijn gemaakt, door wie deze foto’s zijn verstrekt en wie er op de foto’s is te zien.
Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrij gesproken.
Bewezenverklaring van de feiten 2 en 3
De officier van justitie verwijt verdachte dat hij op 28 december 2019 in Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld en van hem een tas heeft gestolen. Bij de politie noemt [slachtoffer 2] de naam van verdachte als mogelijke dader van de mishandeling en de diefstal. De raadsvrouw van verdachte heeft – vanwege deze belastende verklaring – voorafgaand aan de politierechterzitting van maandag 22 maart 2021 aan de politierechter verzocht om [slachtoffer 2] nader te horen bij de rechter-commissaris. De politierechter heeft dit verzoek afgewezen en daartoe gemotiveerd dat de officier van justitie te kennen heeft gegeven dat de verklaring van [slachtoffer 2] niet gebezigd zal worden voor het bewijs van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Nu de raadsvrouw van verdachte geen mogelijkheid heeft gehad om [slachtoffer 2] op zijn belastende verklaring te bevragen, kan (en zal) – gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad – de verklaring van [slachtoffer 2] niet voor de bewezenverklaring worden gebruikt.
Op 28 december 2019 heeft getuige [getuige] bij de politie verklaard:
Ik stond op de [adres] tegenover het eerste portiek vanaf de [adres] . Terwijl ik daar stond zag ik dat er een man op het trottoir stond van de hoek kruising [adres] – [adres] . Die man zag er als volgt uit:
[.] man;
+- 175cm lang;
Kort zwart haar;
Zwart trainingsjasje;
Zwarte broek;
Had een baardje;
Ik noem hem verder de man met het baardje.
Ik zag op een gegeven moment dat een man uit dat portiek kwam lopen (opmerking verbalisant: getuige wijst het bovengenoemde portiek aan). Deze man liep naar een auto en zette daar zijn tas neer toen de man met baardje naar hem toe kwam lopen. De man met baardje riep tegen de man uit het portiek: “Waarom kom je bij mijn vrouw thuis?!, waarom kom je bij mijn kinderen thuis?!” [..] Ik zag dat de man met baardje de man die uit het portiek kwam toen hard een kopstoot gaf. Ik zag dat hij daarna 2 of 3 keer met zijn rechter vuist de man uit het portiek sloeg. Dit ging wel hard. Daarna pakte de man met baardje een stuk hout uit zijn broekzak of uit de jas van zijn mouw. [..] Hij sloeg de man uit het portiek hier ook nog 1 of 2 keer mee terwijl hij achter hem aan rende. De man uit het portiek was op dat moment al van de man met baardje aan het wegrennen.
[..] Ik zag dat de man met baardje na het slaan de tas die naast de auto stond, dus de tas van de man uit de portiek, oppakte en daar weg nam. [..]
Op 28 december 2019 komt verbalisant [verbalisant] ter plaatse op de [adres] . Hij beschrijft zijn bevindingen als volgt:
Op vrijdag 28 december 2019, omstreeks 6:40 uur waren wij ter plaatse. Ik zag op de hoek van de [adres] een man staan. Ik zag dat de man een bebloed gezicht had. Ik zag dat er een behoorlijke hoeveelheid bloed uit zijn neus kwam. Ik zag tevens dat zijn handen onder het bloed zaten. Deze man bleek later genaamd te zijn: [slachtoffer 2] Geboren [geboortedatum] te [woonplaats] .
Op 30 december 2019 heeft getuige [slachtoffer 1] bij de politie verklaard:
Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . [..] Op vrijdag 27 december 2019 omstreeks 22.30 uur kwam [slachtoffer 2] langs. Ik ontving in de tussentijd berichten van [verdachte] dat hij door had dat ik een man op bezoek had. [..] Omstreeks zaterdag 28 december 2019 om 05.30 uur dachten [slachtoffer 2] en ik dat [verdachte] er niet zou staan en dat [slachtoffer 2] veilig zou kunnen vertrekken.
[slachtoffer 2] heeft de woning verlaten. Op dat moment had [slachtoffer 2] zijn zwarte laptoptas bij zich. Ik had de laptop in de woning gezien. Het was een zilverkleurige laptop van het merk Apple. Ik had gezien dat [slachtoffer 2] de laptop in de tas had gestopt toen hij nog in mijn woning was. [..]
Ik opende het raam aan de zijkant van mijn woonkamer. Ik hoorde een stem die ik herkende als de stem van mijn ex-man [verdachte] . [..] Het enige dat ik heb gehoord is dat [verdachte] schreeuwde “wat doe je bij mijn kinderen?” of woorden van gelijke strekking. Het enige woord dat ik hoorde van [slachtoffer 2] was dat hij stop riep. [..]
Op het moment dat ik beneden kwam zag ik dat [slachtoffer 2] in de ambulance zat. Ik zag dat zijn neus scheef stond. Ik zag dat het gezicht van [slachtoffer 2] onder het bloed zat. Ik zag dat [slachtoffer 2] bloed spuugde.
Interpretatie van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 december 2019 [slachtoffer 2] heeft mishandeld en zijn tas met daarin een laptop heeft gestolen. De verklaring die [getuige] hierover heeft afgelegd wordt ondersteund en aangevuld door de bevindingen van verbalisant [verbalisant] en de verklaring van [slachtoffer 1] . Dat niet verdachte maar een ander de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd – zoals verdachte heeft verklaard – vindt de rechtbank niet geloofwaardig, aangezien getuige [getuige] heeft verklaard dat de dader zei: “Waarom kom je bij mijn vrouw thuis?!, waarom kom je bij mijn kinderen thuis!”. De mishandeling en diefstal vonden plaats aan de [adres] , waar [slachtoffer 1] – de ex-partner van verdachte – woont. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.