In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is een vordering tot betaling van VvE-bijdragen aan de orde. De eiseres, een besloten vennootschap, heeft in verzet gepleit tegen een eerder verstekvonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de Vereniging van Eigenaars (VvE). De eiseres stelt dat zij een tegenvordering heeft op de VvE, die zij wil verrekenen met de verschuldigde VvE-bijdragen. De VvE betwist de tegenvordering en stelt dat de eiseres haar verplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een tussenvonnis van 24 maart 2021 en een mondelinge behandeling op 4 mei 2021 zijn geweest. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de VvE in conventie voor een deel toewijsbaar is, terwijl de tegenvordering van de eiseres in reconventie slechts gedeeltelijk wordt toegewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de VvE tot betaling van € 14.700,00 wordt toegewezen, met wettelijke rente vanaf 19 mei 2020. De tegenvordering van de eiseres wordt toegewezen voor een bedrag van € 476,70, met wettelijke rente vanaf 26 augustus 2020. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan de VvE, terwijl de eiseres in de kosten van de procedure in reconventie wordt veroordeeld.