ECLI:NL:RBMNE:2021:3883

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/2491
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen besluit WW-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verweerder had op 13 november 2020 beslist dat verzoekster geen recht had op een WW-uitkering en had haar een bedrag van € 2.472,85 laten terugbetalen. Na een beroep door verzoekster heeft verweerder op 21 juli 2021 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerdere besluit, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door verweerder moeten worden vergoed. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 748,- aan proceskosten aan verzoekster, conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster,

(gemachtigde: mr. T.E. van der Brent),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 29 juli 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 13 november 2020 beslist dat verzoekster geen recht heeft op een WW-uitkering. Verzoekster heeft tevens een bedrag van € 2.472,85 ontvangen en moet dit terugbetalen aan verweerder. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 21 juli 2021 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit en dat de vordering uit het besluit komt te vervallen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. Als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van diegene moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoekster. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).
4. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 748,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 10 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.