In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verweerder had op 13 november 2020 beslist dat verzoekster geen recht had op een WW-uitkering en had haar een bedrag van € 2.472,85 laten terugbetalen. Na een beroep door verzoekster heeft verweerder op 21 juli 2021 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerdere besluit, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat de proceskosten door verweerder moeten worden vergoed. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 748,- aan proceskosten aan verzoekster, conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.