In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en een minderjarige gedaagde. De gedaagde had op 13 juni 2020 een bromfietsverzekering afgesloten, maar had de premie niet betaald. Achmea heeft de verzekering beëindigd en de vordering ter incasso uit handen gegeven. De gedaagde heeft na de dagvaarding een deel van de premie betaald, maar niet de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Achmea vorderde deze kosten in de procedure.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde wel degelijk verantwoordelijk was voor de betaling van de premie en de bijkomende kosten. De rechter vond dat Achmea voldoende pogingen had ondernomen om de gedaagde te sommeren tot betaling, en dat de gedaagde had gehandeld met toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordigers. De kantonrechter wees de vordering van Achmea toe, inclusief de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter werden begroot op € 340,76.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van minderjarigen in contractuele verplichtingen en de mogelijkheid voor verzekeraars om kosten te verhalen bij niet-betaling van premies. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.