Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.De procedure
2.De beoordeling
Waar gaat de zaak over en wat beslist de rechtbank
- Ten eerste had [eiser sub 1] c.s. ook in de situatie na de brand en mét de onderverzekering wél kunnen herbouwen. Zij wijst erop dat [eiser sub 1] c.s. de restanten van de woning heeft verkocht voor € 100.000,00 en dat de woning door de nieuwe eigenaar circa 1,5 jaar later is verkocht voor € 272.500,00. [gedaagde] trekt daaruit de conclusie dat de nieuwe eigenaar, die volgens [gedaagde] de woning toch verkocht moet hebben met enige winst, kennelijk wel in staat is geweest om voor (€ 272.500,00 -/- € 100.000,00 =) € 172.500,00 de verbouwing uit te voeren. Als [gedaagde] de redenatie van [eiser sub 1] c.s. volgt, zou de restschuld ook in dit geval verdampt zijn, aldus [gedaagde] .
- Ten tweede zou Nh1816 volgens [gedaagde] zónder onderverzekering maximaal € 198.328,80 hebben uitgekeerd. De calculatie voor herbouw bedroeg € 242.278,61 (zie productie 5 van [gedaagde] ). Ook in dat geval had [eiser sub 1] c.s. volgens [gedaagde] dus geen kans gezien om te herbouwen en zou hij de (restanten van) de woning hebben verkocht. In dat geval zou de maximale uitkering van Nh1816 de verkoopwaarde zijn van € 175.000,00, wat leidt tot een andere hoogte van de schade, aldus nog steeds [gedaagde] .
3.De beslissing
29 september 2021voor het nemen van een akte door [eiser sub 1] c.s. over hetgeen is vermeld onder 2.11, waarna [gedaagde] op de rol van 6 weken daarna een antwoordakte kan nemen,