ECLI:NL:RBMNE:2021:3870

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/594
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van documenten en Wob-verzoek inzake evenementen op zondag en koopzondagen

In deze zaak heeft eiser op 24 januari 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op evenementen op zondag en koopzondagen in de gemeente. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders, heeft in een primair besluit van 11 april 2019 enkele documenten verstrekt, maar heeft in een bestreden besluit van 5 januari 2021 het bezwaar van eiser gegrond verklaard en meer documenten verstrekt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het onderzoek naar de documenten onvolledig is geweest en dat relevante informatie is achtergehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek van verweerder naar de documenten volledig is geweest en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer documenten zijn dan de overgelegde. De rechtbank oordeelt dat de documenten over extra BOA-inzet en de vierde wijziging van de Winkeltijdenverordening buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen nieuwe inventarislijst heeft opgesteld van de documenten die onder zijn Wob-verzoek vallen. De rechtbank oordeelt dat de inventarislijsten voldoen aan de vereisten van inzichtelijkheid.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de weigering van openbaarmaking van documenten over de formatie 2018, de concept-amendementen en de agenda's betreft. Verweerder moet hierover een nieuw en beter gemotiveerd besluit nemen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.496,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: F. van der Tempel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente], verweerder
(gemachtigden: mr. M.R. Groenewoud en mr. H.K.C. van Nijnanten).

Procesverloop

In het besluit van 11 april 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) documenten verstrekt.
In het besluit van 5 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft tijdens de bezwaarfase meer documenten aan eiser verstrekt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Daarbij waren aanwezig de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder. Verder was [A] namens verweerder aanwezig.

Overwegingen

Het Wob-verzoek
1. Eiser heeft op 24 januari 2019 verweerder op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van informatie dat ziet op evenementen op zondag en koopzondagen in de periode na 2 november 2017 tot en met 24 januari 2019 (de datum van het Wob-verzoek).
2. Concreet heeft eiser verzocht om de volgende documenten:
  • (i) vergaderingen van wethouders en burgemeester (agenda’s, lijsten met ingekomen stukken van verslagen van deze vergaderingen);
  • (ii) wat de directie van de gemeente heeft gezegd over koopzondagen en evenementen op zondag, zowel op papier als digitaal;
  • (iii) overleggen van wethouders met eigen ambtenaren;
  • (iv) correspondentie van ambtenaren;
  • (v) vergunningverlening van evenementen op zondag;
  • (vi) besluitvorming koopzondagen
  • (vii) op het gemeentehuis aanwezige informatie over de formatie 2018, die betrekking heeft op winkelopenstelling op zondag en evenementen op zondag.
3. Bij brief van 20 maart 2019 heeft eiser zijn Wob-verzoek verduidelijkt.
Primair besluit
4. Verweerder heeft de onder (i) genoemde documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. Van de directieverslagen bedoeld onder (ii) heeft verweerder er één gevonden die onder het Wob-verzoek valt en die is geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Van de informatie onder (iii) zijn er geen documenten beschikbaar die onder het Wob-verzoek vallen. De portefeuille overleggen zijn mondeling en van de structurele overleggen tussen wethouders en ambtenaren bestaan geen verslagen. De e-mailwisselingen van ambtenaren bedoeld onder (iv) en de vergunningverlening bedoeld onder (v) heeft verweerder zoveel mogelijk verstrekt. De documenten bedoeld onder (vi) zijn reeds openbaar. De informatie over de formatie 2018 bedoeld onder (vii) is opgesteld door ondersteunende partijen. Verweerder heeft openbaarmaking van deze informatie geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
Nadere zoekslag
5. In verband met twee eerdere Wob-verzoeken heeft verweerder in overleg met eiser een nadere zoekslag gedaan naar de gevraagde documenten in de periode 2014 tot en met 2018. Verweerder heeft voor dat (ICT-)onderzoek de back-ups doorzocht van de e-mailboxen van ambtenaren en bestuurders van de gemeente op de trefwoorden: koopzondag, evenementenbeleid, evenementen op zondag, winkeltijdenverordening en Inspraakverordening. Verweerder heeft alleen de e-mailboxen doorzocht van zogenaamde key-users, de bestuurders en ambtenaren die in hoofdzaak verantwoording droegen voor die onderwerpen. Verweerder heeft in totaal 24 e-mailboxen doorzocht, wat 4000 e-mails en een onbekend aantal bijlagen heeft opgeleverd. Verweerder heeft deze e-mails gescreend op relevantie en teruggebracht naar 2000. Verweerder heeft daarna de e-mailboxen van nog twee waarnemend ambtenaren doorzocht. Naar aanleiding van de brief van eiser van 12 maart 2020 heeft verweerder de e-mailbox van wethouder [wethouder 1] doorzocht en de lijsten van winkeliers in [gemeente] die hebben deelgenomen aan een onderzoek door bureau Roots toegevoegd.
Het bestreden besluit
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder, deels in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie (de commissie), het beroep gegrond verklaard en alsnog meer documenten (gedeeltelijk) openbaar gemaakt. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest en dat er niet meer documenten aanwezig zijn die onder het Wob-verzoek vallen. Anders dan de commissie stelt, vallen de concept-amendementen volgens verweerder niet onder het toepassingsbereik van de Wob, omdat deze nooit zijn ingebracht in de gemeenteraad. De amendementen zijn daarom geen onderdeel van (de voorbereiding op) de besluitvorming rond het initiatiefvoorstel van de derde wijziging Verordening Winkeltijden [gemeente] (Winkeltijdenverordening). Deze documenten betreffen niet een bestuurlijke aangelegenheid. Subsidiair stelt verweerder dat de concept-amendementen zijn opgesteld voor intern beraad en wordt openbaarmaking geweigerd op grond van artikel 11 van de Wob. Openbaarmaking van de documenten 29, 41, 43 en 56 tot en met 64 van de mailbox van wethouder [wethouder 2] weigert verweerder op grond van de artikelen 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, en 11 van de Wob.
Onderzoek onvolledig?
7. Eiser voert aan dat het ICT-onderzoek naar de documenten van het Wob-verzoek onvolledig is geweest en dat verweerder bewust relevante informatie heeft achtergehouden. Volgens eiser zijn ten onrechte de directieverslagen en informatie over de (kosten van) extra inzet van BOA’s als gevolg van de invoering van koopzondag en over de vierde wijziging van de Winkeltijdenverordening buiten het onderzoek gehouden. Ook is niet gezocht in de agenda’s van overleggen van de directie van de gemeente, van portefeuille overleggen van wethouders en van collegevergaderingen. Volgens eiser had verweerder bij het ICT-onderzoek niet alleen de gewiste documenten, maar ook de bestaande documentenmappen van alle medewerkers moeten doorzoeken. Niet alle medewerkers wissen geregeld hun bestanden. Verweerder had ook in de bestanden van het bestuurssecretariaat, van [B] , de vaste notulist van collegevergaderingen, van [A] uit 2018 en die van [C] uit 2017 moeten zoeken. Verder had verweerder volgens eiser op het overzicht moeten vermelden welke relevante documenten bij de schifting terzijde zijn gelegd.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ICT onderzoek wel volledig is geweest en in overeenstemming met de gemaakte afspraken is uitgevoerd. Eiser en zijn gemachtigde zijn ook voldoende in de gelegenheid gesteld om hun inbreng over de omvang en de opzet van het onderzoek te geven. Verweerder heeft alle relevante documenten die onder het Wob-verzoek van eiser vallen verzameld en opgenomen in een concept-inventarislijst. Die lijst is vervolgens aan eiser verstuurd. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er nog documenten ontbreken. De gevraagde informatie over de extra BOA inzet en over de vierde wijziging van de Winkeltijdenverordening valt volgens verweerder buiten de reikwijdte van het Wob-verzoek. Met het steeds maar uitbreiden van het Wob-verzoek hebben eiser en zijn gemachtigde niet meegewerkt aan een finale geschilbeslechting zoals in de tussenuitspraak over het vorige Wob-verzoek is opgedragen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van verweerder en de zoekslag naar de documenten die onder het Wob-verzoek vallen, volledig is geweest. De rechtbank stelt vast dat de omvang van het onderzoek, de daarbij te gebruiken zoektermen en de wijze waarop het onderzoek zou worden uitgevoerd in overleg met eiser is gedaan en dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om op de resultaten van het onderzoek te reageren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er meer informatie is dan de overgelegde documenten. Voor de stelling dat verweerder bewust informatie heeft achtergehouden, bestaat geen aanknopingspunten. Verweerder heeft voldoende toegelicht hoe hij het aantal documenten van 4000 heeft teruggebracht naar 2000. De rechtbank is het eens met verweerder dat documenten over extra BOA inzet en de vierde wijziging van de Winkeltijdenverordening voor zover deze niet zijn gevonden in de zoekslag in een ten opzichte van het Wob-verzoek te ver verwijderd verband liggen. Ter zitting heeft verweerder verder meegedeeld dat ook gezocht is naar documenten in bestaande (niet gewiste) bestanden van de e-mailgebruikers van de key-users. Onder deze key-users bevinden zich ook de ambtenaren [B] , [A] en [C] .
10. De vraag of ook is gezocht in de niet gewiste bestanden, had eiser bovendien kunnen stellen ten tijde van het onderzoek naar de documenten. Verweerder had in dat geval de zoekslag daartoe kunnen uitbreiden. Nu komt eiser pas in beroep met deze zienswijze. De rechtbank volgt verweerder dat eiser tijdens het nadere onderzoek een passieve - niet proactieve - houding heeft aangenomen wat tot gevolg heeft dat er in beroep bij de rechtbank onderwerpen aan de orde worden gesteld die in het onderzoek beantwoord en meegenomen hadden kunnen worden.
Inventarislijsten
11. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte geen nieuwe inventarislijst heeft opgesteld van de documenten die onder zijn Wob-verzoek van 24 januari 2019 vallen en waarop staat op welke gronden openbaarmaking geheel of gedeeltelijk is geweigerd. De inventarislijst volstaat niet. Ook had verweerder hem een overzicht moeten verstrekken van alle gevonden documenten die niet onder de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
12. De behandeling van een Wob-verzoek brengt met zich mee dat de hoeveelheid en aard van de geweigerde documenten op heldere wijze inzichtelijk moeten worden gemaakt [1] . Om dit te bereiken wordt gebruik gemaakt van inventarislijsten. Aan deze lijsten worden verder geen nadere eisen gesteld. Het moet duidelijk zijn om welke documenten het gaat (hoeveelheid en soort), alsmede welke weigeringsgrond op welk document (of onderdeel daarvan) van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat verweerder vanwege de overlap van onderwerpen en periode de documenten van drie Wob-verzoeken tezamen heeft beoordeeld en heeft vastgelegd in (deels) dezelfde inventarislijsten. Dat in drie zaken gebruik is gemaakt van dezelfde inventarislijsten houdt ook verband met de inrichting van het verrichte onderzoek waarbij in alle zaken dezelfde gemachtigde betrokken was. Eiser heeft op voorhand geen bezwaar gemaakt tegen deze aanpak en omdat de inventarislijsten voldoen aan de vereisten van inzichtelijkheid, wordt eiser niet gevolgd in zijn beroepsgronden. Van documenten die niet onder de reikwijdte van het verzoek vallen, hoeft verweerder geen inventarislijst te maken. Verweerder heeft uitgelegd waarom de documenten in aantal documenten zijn teruggebracht. De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen dat verweerder bewust documenten terzijde heeft gelegd.
Documenten formatie 2018
13. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte openbaarmaking van informatie uit de formatietijd 2018 heeft geweigerd. Eiser ziet niet in welk onevenredig nadeel politieke partijen hebben bij openbaarmaking van informatie over de verruimde openstelling op zondag. Bovendien is informatie over de formatie 2018 wel aan derden gestuurd. Documenten over evenementen op zondag en koopzondag die aan en door de formateur zijn gestuurd, geven volgens eiser geen inzicht in (gewijzigde) standpunten van politieke partijen.
14. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit (deel van het advies van de commissie dat is overgenomen) op het standpunt dat openbaarmaking van documenten die inzicht geven in al dan niet daadwerkelijke in de formatieonderhandelingen ingebrachte en al dan niet nadien gehandhaafde interne standpunten van de aan de formatieonderhandelingen deelnemende partijen en de daarvan deel uitmakende individuele personen, afbreuk doet aan de bescherming van de vertrouwelijkheid waarin deze standpunten zijn geformuleerd. Deze informatie kan worden geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt en ook verweerder is daarvan niet gebleken. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 6 mei 2004. [2]
15. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet per document heeft beoordeeld of openbaarmaking een onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden oplevert. Of de documenten inzicht bieden in interne standpunten van de aan de formatieonderhandelingen deelnemende partijen en daarvan deel uitmakende individuele personen en of daarmee het vertrouwen wordt geschaad, is een vraag die alleen door verweerder kan en moet worden beoordeeld en gemotiveerd. Dat bij documenten uit de formatie eerder dan bij andere documenten sprake kan zijn van vertrouwelijkheid, betekent niet dat niet nader dient te worden geconcretiseerd op grond waarvan de openbaarmaking daarvan een onevenredige bevoordeling of benadeling oplevert. Een enkele verwijzing naar een uitspraak van de ABRvS volstaat niet. Verweerder kan niet volstaan met een algemene overweging op dit punt maar moet per document aangeven waarin de onevenredige bevoordeling of benadeling is gelegen. Het besluit berust op dit punt niet op een deugdelijke motivering.
Concept amendementen
16. Eiser voert aan dat ten onrechte de correspondentie van ambtenaren met raadsleden over amendementen op het initiatiefvoorstel van [naam ] tot uitbreiding van koopzondagen, niet openbaar is gemaakt. Verweerder heeft bevestigd dat deze correspondentie heeft plaatsgehad. Eiser is van mening dat verweerder daarom deze amendementen als ook de (concept)amendementen die zijn gevoegd bij de e-mails van de heer [D ] (documenten 10, 39 193 en 208) en van mevrouw [E] (documenten 24,26, 35 57 en 69) had moeten verstrekken. Volgens eiser zijn deze concept amendementen gelijk te stellen met de voorbereiding van besluiten waar de Wob op ziet.
17. Verweerder verwijst naar de toelichting bij artikel 5.4a van het wetsvoorstel Wet Open Overheid (Woo). Als het gaat om voorbereiding van amendementen of van amendementen die uiteindelijk niet worden ingediend, behoren deze documenten primair tot het domein van de individuele gemeenraadsleden en berusten ze derhalve niet bij het vertegenwoordigend orgaan (de gemeenteraad). Ook vallen de concept-amendementen niet onder het begrip ‘bestuurlijke aangelegenheid’. Voor zover correspondentie tussen ambtenaren en raadsleden over het initiatiefvoorstel schriftelijk is gevoerd, heeft verweerder de documenten daarover verstrekt. Verweerder verwijst als voorbeeld naar de documenten 90, 102, 204 , 215 en 217 van mevrouw [F] .
18. De omstandigheid dat de concept-amendementen bij verweerder zijn gevonden, brengt mee dat deze documenten zich onder verweerder berusten. Niet relevant is op welke wijze deze documenten bij verweerder terecht zijn gekomen en met welke bedoeling. Evenmin is relevant dat de documenten afkomstig zijn van een raadspartij ‘niet overheidsorganen’. Vervolgens is de vraag of deze documenten een bestuurlijke aangelegenheid betreffen. Alle in het kader van het initiatiefvoorstel opgestelde documenten - ook indien het gaat om amendementen die niet zijn ingebracht in de gemeenteraad - zijn documenten die betrekking hebben op een bestuurlijke aangelegenheid. De amendementen zijn opgemaakt in voorbereiding op en ten behoeve van besluitvorming. Voor de vraag of sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid is niet relevant of de documenten ook daadwerkelijk bij de besluitvorming zijn betrokken. Dit betekent dat de Wob op deze documenten van toepassing is. Het primair ingenomen standpunt van verweerder wordt daarom niet gevolgd.
19. Subsidiair neemt verweerder het standpunt in dat de openbaarmaking van de concept-amendementen geweigerd kunnen worden op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. De rechtbank volgt verweerder hierin niet, omdat de bij de totstandkoming van de concept-amendementen betrokken partijen niet zijn aan te merken als bestuursorgaan waardoor de amendementen niet als documenten opgemaakt ten behoeve van intern beraad als bedoeld artikel 11, tweede, van de Wob kunnen worden aangemerkt. Verweerder zal gelet hierop opnieuw moeten beoordelen of tot openbaarmaking van de amendementen moet worden overgegaan dan wel of een andere weigeringsgrond van toepassing is. Gedacht kan worden aan de weigeringsrond over de onevenredige bevoordeling of benadeling. Verweerder zal in dit verband het belang van de openbaarheid moeten afwegen tegen het belang van de onevenredige benadeling van de bij het amendement betrokken partijen. Deze benadeling moet dan voldoende concreet worden gemaakt. Ook op dit punt moet verweerder nog een nieuw besluit nemen.
Korte verslagen vergaderingen en agenda’s
20. Eiser voert aan dat er van de collegevergaderingen bij verweerder verslagen aanwezig moeten zijn. Bij de collegevergaderingen van de gemeente is naast de gemeentesecretaris een notulist aanwezig die verantwoordelijk is voor de verslaglegging. In die verslagen staat wat het college heeft besproken en welke besluiten ze heeft genomen. verweerder had die verslagen die zien op de onderwerpen van het Wob-verzoek daarom openbaar moeten maken.
21. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er anders dan de besluitenlijsten geen verslagen van de collegevergaderingen worden gemaakt. De notulist maakt tijdens de vergaderingen de besluitenlijst.
22. Omdat eiser deze beroepsgrond ook in de zaak met nummer UTR 18/4695 heeft aangevoerd, verwijst de rechtbank naar de overwegingen hierover in de uitspraak van heden in die zaak. Dat de verslaglegging van de vergaderingen als beperkt kan worden aangemerkt en de aanwezigheid van de notulist vragen oproept, vormt onvoldoende aanwijzing om - tegen de uitdrukkelijke mededeling van verweerder in - aan te nemen dat er nog sprake moet zijn van andere verslaglegging. Wat betreft de in documenten vastgelegde agenda’s, moet verweerder die nog wel beoordelen op grond van de Wob.
Weigeringsgronden bij specifieke documenten
23. Eiser heeft verder bezwaar gemaakt tegen de weigering van de openbaarmaking van een aantal specifiek genoemde documenten. Eiser voert hierbij aan dat de documenten die aan derden zijn gestuurd of van derden zijn ontvangen ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt. Volgens eiser bevatten deze documenten geen persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren en levert openbaarmaking geen onevenredige nadeel op voor ambtenaren of derden. Eiser wijst op document 264 van [G] (document [G] ). Eiser verwijst ook naar de e-mails van [wethouder 2] onder documentnummers 26, 29, 31, 41 tot en met 44 en 56 tot en met 64 (documenten [wethouder 2] ). Nu deze e-mails ook aan derden zijn verstuurd, heeft verweerder openbaarmaking ervan niet in zijn geheel mogen weigeren. Verweerder heeft ook niet per e-mail gemotiveerd welk onevenredig nadeel de heer [wethouder 2] heeft bij openbaarmaking.
24. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de openbaarmaking van deze documenten terecht zijn geweigerd op grond van de artikel 11, eerste lid, van de Wob en/of artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob.
25. Dat de documenten aan derden zijn verstuurd, brengt niet zonder meer mee dat deze ook voor een ieder openbaar dienen te worden gemaakt op grond van Wob. Ook voor die documenten geldt dat getoetst moet worden of op grond van de Wob een recht op openbaarmaking bestaat, en of de inhoud van deze documenten zich tegen verdere bekendmaking verzet.
26. De rechtbank zal hieronder de beroepsgronden per weigeringsgrond bespreken en de vraag beantwoorden of verweerder openbaarmaking van de documenten geheel of gedeeltelijk heeft mogen weigeren vanwege het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling en/of vanwege persoonlijke beleidsopvattingen. Voor zover verweerder de openbaarmaking van delen van het rapport naast artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob ook heeft geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, heeft de rechtbank indien de eerst genoemde weigeringsgrond op die onderdelen niet onrechtmatig is geacht, de toepassing van de andere weigeringsgrond niet meer beoordeeld.
Documenten [wethouder 2]
27. Deze documenten (e-mails met nummers 26, 29, 31, 41 tot en met 44 en 56 tot en met 64) zijn geweigerd op grond van artikel 11, eerst lid, van de Wob en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob. Wat betreft document 29 heeft verweerder voor een deel onvoldoende gemotiveerd waarom er sprake is van een persoonlijke beleidsopvatting. Deze e-mail bevat feitelijke informatie, behoudens de informatie onder het eerste gedachtestreepje, laatste zin en onder het derde gedachtestreepje, laatste twee zinnen. Deze informatie is terecht geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Voor de overige informatie in dit document heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom die op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob is geweigerd. Document 41 is grotendeels gelijk aan document 29, zodat voor de weigering van dit document hetzelfde geldt. Voor zover document 41 meer tekst bevat dan document 29 heeft verweerder deze informatie terecht geweigerd op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wob. Document 42 is terecht geweigerd op artikel 10, eerste lid onder d, van Wob. Voor de documenten 56 tot en met 64 geldt dat verweerder de openbaarmaking van aantal bijlagen heeft geweigerd die informatie bevatten over de formaties 2014, 2016 en 2018. Verweerder dient de weigering van die bijlagen opnieuw te beoordelen in het licht van de overwegingen die over deze formaties gaan. Verweerder heeft deze documenten voorts alleen beoordeeld op grond van artikel 10, tweede lid, onder g van de Wob en niet ook op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, waarbij van belang is in welke hoedanigheid de e-mails zijn verzonden. De vraag is dan of sprake is van intern beraad en of de documenten daarom kunnen worden geweigerd. Verweerder zal dat nader moeten onderzoeken. Voor wat betreft overige documenten is de rechtbank van oordeel dat deze terecht zijn geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob.
Document [G]
28. Het documentnummer 264 is terecht gedeeltelijk geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wob, omdat uit dit deel van het document een geloofsovertuiging blijkt.
Documenten wethouder [H]
29. Eiser voert aan dat ten onrechte geen informatie van wethouder [H] openbaar is gemaakt. De wethouder gebruikte reeds in november 2017 het e-mailsysteem van de gemeente en hij nam deel aan de formatie onderhandelingen in 2018 waarbij hij veel documenten over koopzondagen en evenementen op zondag heeft ontvangen.
30. Verweerder stelt zich op het standpunt dat wethouder [H] geen key-user is en zijn mailbox daarom niet is betrokken bij het ICT onderzoek. De wethouder heeft geen van de onderwerpen van het Wob-verzoek in zijn portefeuille.
31. De rechtbank merkt hierover op dat de namen van de key-users van wie de documenten op trefwoorden worden doorzocht gezamenlijk met eiser zijn vastgesteld. Eiser is akkoord gegaan met deze vaststelling en heeft niet aannemelijk gemaakt dat er onder [H] nog documenten moeten liggen die in het kader van het Wob verzoek nog relevant zijn.
Namen geadresseerden en afzenders
32. Eiser voert verder aan dat de namen van afzenders en geadresseerden in de specifieke door hem genoemde e-mails (zie ro 23) ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt. Verweerder heeft de weigeringsgrond hiervoor ook niet per document gemotiveerd. Het gaat veelal om namen van bestuurders en raadsleden die in de openbaarheid treden. Ook data en tijdstippen waarop de e-mails zijn verzonden zijn ten onrechte gelakt.
33. Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat de namen van afzenders en geadresseerden terecht zijn gelakt.
34. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt voor zover die ziet op namen van personen die in de openbaarheid treden. De e-mails van die personen moet verweerder openbaar maken. Voor het weigeren van de openbaarmaking van data en tijdstippen bestaat ook onvoldoende grondslag. Verweerder zal alsnog tot openbaarmaking van deze informatie moeten overgaan.
35. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de weigering van de openbaarmaking van documenten over de formatie 2018, de concept-amendementen en van de agenda’s. Verweerder moet hierover een nieuw en beter gemotiveerd besluit nemen. Hetzelfde geldt voor de documenten [wethouder 2] met de nummers 29, 41 en 56 tot en met 64.
36. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- (bedrag per 1 juli 2021) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de openbaarmaking is geweigerd van de documenten over de formatie 2018, van de concept-amendementen, van de agenda’s en van de documenten 29, 41 en 56 tot en met 64 van [wethouder 2] ;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 19 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1000
2.ABRvS 6 mei 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO8873.