ECLI:NL:RBMNE:2021:387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
20/999_V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank inzake schadevergoeding op basis van bestuursrecht

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposanten, een vennootschap onder firma en haar vennoten, tegen een eerdere uitspraak van 17 augustus 2020. In die uitspraak had de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding dat door de opposanten was ingediend op 20 februari 2020. De opposanten waren niet verschenen op de zitting, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door [A] en mr. F.A. Mulder. De rechtbank overwoog dat er geen bestuursrechtelijk besluit was dat de bevoegdheid van de bestuursrechter zou rechtvaardigen, en dat de gestelde schade niet onder de reikwijdte van de Algemene wet bestuursrecht viel. De rechtbank concludeerde dat er geen redenen waren om de eerdere uitspraak te herzien en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank merkte op dat verweerder een aanbod had gedaan om uit coulance een bedrag van € 13.919,- aan de opposanten over te maken, wat nog steeds geldig was, maar dat het aan de opposanten was om hier gebruik van te maken. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.C. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/999-V

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 januari 2021 op het verzet van

[V.O.F.] gevestigd te [woonplaats], en de vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2], opposanten,
(gemachtigde: mr. S. van der Velden-Özgören LL.B),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om schadevergoeding dat opposanten hebben ingediend op 20 februari 2020.
In de uitspraak van 17 augustus 2020 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van dat verzoek.
Opposanten zijn tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2020. Opposanten zijn niet verschenen.
Namens verweerder zijn verschenen [A] en mr. F.A. Mulder.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank heeft zich in de uitspraak van 17 augustus 2020 onbevoegd verklaard, omdat de plannen en besluiten, waardoor opposanten naar eigen zeggen schade hebben geleden, geen bestuursrechtelijke besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er stond daartegen dus ook geen rechtsmiddel open bij de bestuursrechter. Op de feitelijke werkzaamheden die opposanten ook hebben genoemd als oorzaak van hun schade, is geen besluit gevolgd. De gestelde schade valt daarom buiten de reikwijdte van artikel 8:88 van de Awb. Bovendien gaat het schadebedrag dat opposanten van verweerder eisen het maximale bedrag van € 25.000.-, genoemd in artikel 8:89, tweede lid, van de Awb, te boven. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden.
In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt daarbij (nog) niet of opposanten gelijk hebben met hun beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 17 augustus 2020 niet juist was.
4. De rechtbank komt echter tot de conclusie dat er geen redenen zijn waarom de uitspraak van 17 augustus 2020 onjuist is. In die uitspraak heeft de rechtbank de structuur van de Awb op het gebied van schadevergoeding voldoende uitgelegd. Er moet een bestuursrechtelijk besluit liggen, om een bevoegdheid voor de bestuursrechter aan te nemen. Zo’n besluit ligt hier niet. Er is geen wettelijke basis in de Awb om schadevergoeding toe te kennen voor een feitelijke handeling, zoals de genoemde werkzaamheden. Als er al een mogelijkheid zou zijn om in dit geval schadevergoeding toe te kennen, dan is van belang dat het bedrag waar opposanten om hebben gezocht te hoog is en de bestuursrechter daar dus niet over mag oordelen.
5. Opposanten hebben in hun verzetschrift gezegd dat verweerder een verkeersbesluit had moeten nemen voorafgaand aan de werkzaamheden die zijn uitgevoerd. De rechtbank ziet geen onderbouwing van dit betoog en zij ziet ook geen (causaal) verband met de gestelde schade.
Opposanten stellen dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het égalité-beginsel en evenredigheidsbeginsel. Zij hebben dit echter niet toegelicht en in het kader van deze verzetprocedure kan de rechtbank er ook niets mee.
6. Omdat er voldoende informatie voorhanden was, is het beroep zonder zitting afgedaan. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Awb.
7. Het verzet is ongegrond, maar verweerder heeft op de zitting laten weten dat het aanbod om aan opposanten uit coulance € 13.919, - over te maken op dit moment nog steeds geldt. Het is aan hen om hiervan gebruik te maken. Zij hoeven daarvoor alleen een bankrekeningnummer door te geven aan verweerder. Verweerder heeft daarbij wel aangegeven dat het aanbod niet oneindig geldig is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier
.
griffier rechter
De rechter is verhinderd de uitspaak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.